De oma van columnist Cees van den Boom is besmet met het coronavirus. In een skype-sessie nam het gezin afscheid van haar. Een waardig afscheid over de glasvezelkabel bleek nog lastig, maar Cees bedacht er iets op.
Het was een kwestie van tijd, konden we achteraf tegen elkaar zeggen. Een week eerder vertelde mijn oma over de telefoon dat de verdiepingen één tot en met vier van haar tehuis inmiddels besmet waren. Zij woonde op de vijfde verdieping. “Misschien bent u zelfs al besmet,” zei ik lachend. Ook zij kon erom lachen. Ik had niet anders verwacht.
Toen mijn vader een week later belde met het nieuws, was ik niettemin verbaasd. Gek genoeg had ik in mijn omgeving niks gehoord over besmette opa’s of oma’s. Dus die van mij is toch zeker wel veilig, dacht ik. Mijn vader vertelde dat we die middag met het gezin met oma zouden skypen. Nog even vroeg ik of ik toch niet beter naar huis kon komen. Dat was niet nodig, vond hij. “Je hebt immers zelf een laptop.”
Houd het licht, luidde het adagium. Een spreuk die me deed denken aan een show van Youp van ’t Hek. Youp hield het licht op zijn oude dag – althans, dat deed zijn werk vermoeden. Ook Youpie was besmet geraakt en opgenomen. Ik kon niet vinden in welk ziekenhuis, misschien dat zijn familie die informatie uit voorzorg niet prijsgaf. Je moet er ook niet aan denken, spandoeken op de parkeerplaats: HOUD HET LICHT, YOUPIE. DE GROETEN AAN FLAPPIE. Maar Youpie is nog niet bij Flappie. Youpie genas en is alweer thuis. Ik hoop dat zijn ziekbed hem net zoveel inspiratie oplevert als die hartoperatie in 2016.
Dit was mijn moment. Nou, wat wil je haar nog zeggen?
Ik beloofde mijn vader dat ik oma straks niet zou vermoeien met zoete woordjes en gesnotter. Maar als dit ons afscheid was, wat zou ik dan nog tegen haar willen zeggen? In ons voorlaatste gesprek vertelde ik haar over mijn columns. “Hebben we tóch nog een schrijver in de familie,” zei ze trots. Of ze het ook mocht lezen? Nou, liever niet oma. Ik kan bij die arme vrouw toch niet aankomen met verhalen over vrouwen die niet kunnen pijpen of jerk-off-instructors, die alles doen voor een zak geld. Ze zag in mij een schrijver en dat volstond.
Het skype-gesprek verliep zoals gehoopt: licht. Hoe ging het met oma? “Goed, naar omstandigheden,” zei ze met een scheef gezicht vanuit haar bed. Ze ging de kleinkinderen af en wij vertelden over onze successen. Het leken er ineens veel meer. Af en toe moest het personeel ingrijpen: “O zuster, ze gaat weer scheef.”
Na het afscheid floepten alle webcambeeldjes van mijn scherm, alleen oma en ik bleven over. De zuster, die de webcam vasthield, zou het gesprek nu ook snel afkappen. Dit was mijn moment. Nou, wat wil je haar nog zeggen? Ik had niks. Geen laatste woorden. Toen bedacht ik me wat mijn moeder vroeger altijd deed als ze ’s ochtends in de deuropening wachtte en ik met mijn fiets bij het tuinhek stond. Handkusjes.
Ik gaf mijn oma handkusjes, en ze begreep het. Handkusjes terug.
Dat was een week geleden. Oma is er nog, en aan de beterende hand. Ik ga haar zo maar weer bellen. Toen ik haar gisteren belde kwam het niet uit: “Heel lief dat je belt, maar ik ben nu aan het kijken naar de crematie van Hannie.” Vervolgens hing ze prompt op.