In Frankrijk leidt een klein aantal selectieve instituten vrijwel de volledige nationale elite op. Gastauteur Michiel Bartelds dook in de vraag: zijn deze grandes écoles het toppunt van meritocratie, of bevorderen ze juist de sociale ongelijkheid?
Wie een plek wil veroveren in de economische, politieke of sociale elite van Frankrijk, kan het best inzetten op een diploma van een grande école: geen ‘normale’ universiteit, maar een prestigieus Frans opleidingsinstituut, waarvan er zo’n 150 in het land te vinden zijn.
Ga maar na: van de leiders van de veertig grootste Franse bedrijven studeerde de helft aan de ingenieursschool Polytechnique, de business school HEC, het politicologisch instituut Sciences Po of de onderzoeksschool École normale supérieure — de vier meest prestigieuze grandes écoles. En in de absolute politieke top lijkt een grande école-diploma haast een voorwaarde: van de laatste acht Franse presidenten studeerde alleen Charles de Gaulle niet aan een van de vier topinstituten.
Hoewel deze opsomming van feiten op het eerste gezicht riekt naar ongelijkheid en elitarisme, is dit onderwijssysteem deel van de méritocratie républicaine waar de Fransen vanouds juist trots op zijn. De nationale elite komt tot stand in zeer selectieve scholen (de top vier grandes écoles laten 0,6 procent van de eindexamenkandidaten toe), met het achterliggende idee dat zo iedereen met talent, ongeacht achtergrond, op basis van intelligentie en verdienste de kans heeft de top te bereiken.
Op de beste scholen van Frankrijk is de al bestaande elite zwaar oververtegenwoordigd
Maar wat als die meritocratie niet werkt? Onderzoek van het Institut des Politiques Publiques (IPP) toonde eerder dit jaar aan dat 64 procent van de grande école-studenten al uit een ‘zeer gefavoriseerd’ milieu komt. Dit is op HEC zelfs 89 procent en op de Polytechnique 92 procent. Slechts 9 procent van de grande école-studenten kwam uit een kansarm milieu. Vergelijk deze cijfers met de afkomst van alle Fransen jongeren tussen de 20 en 24 jaar (23 procent zeer gefavoriseerd, 36 procent kansarm) en je ziet: op de beste scholen van Frankrijk is de al bestaande elite zwaar oververtegenwoordigd.
Daarnaast valt de selectie in het voordeel van Parijse studenten uit. Terwijl slechts 19 procent van de jongeren tussen de 20 en 24 uit Parijs en omstreken komt, maken Parijzenaren op de Polytechnique 53 procent van de studenten uit, op HEC 54 en op Sciences Po 44.
Een elitaire overheid
Een standenmaatschappij die zichzelf in stand houdt, een kloof tussen Parijs en de provincie: het lijken dezelfde thema’s als waar de Gele Hesjesbeweging in 2018 de straat voor opging.
Of en hoe het grande école-systeem op de schop moet, is al decennia onderwerp van het maatschappelijk debat. Maar behalve Sciences Po, dat een quotum voor beursstudenten heeft ingevoerd en het geschreven toelatingsexamen heeft afgeschaft, heeft geen enkele grande école structurele hervormingen doorgevoerd.
‘Zij geloven dat ze hun positie te danken hebben aan hun harde studeren, en dat wie minder hoog heeft gestudeerd, het heeft verdiend een loser te zijn’
Marie Duru-Bellat, hoogleraar sociologie aan Sciences Po, waarschuwt voor de gevolgen van het selectieve schoolsysteem voor samenleving en democratie. Ten eerste ziet zij een elite die uit de grandes écoles voortkomt en geen goede afspiegeling is van de bevolking. “Zij geloven er heilig in dat ze hun positie te danken hebben aan hun harde studeren. En daarmee dus ook dat wie minder hoog heeft gestudeerd, het heeft verdiend een loser te zijn.”
Dit terwijl verschil in schoolprestaties volgens het IPP-rapport de sociale en geografische selectiviteit op grandes écoles slechts voor een klein deel verklaart: toegang tot classes préparatoires (stoomcursussen die zich vooral in Parijs en andere grotere steden bevinden) en vermogen om het collegegeld (soms meer dan 10.000 euro per jaar) te betalen, hebben een veel grotere invloed.
Ten tweede worden de zwakke leerlingen in Frankrijk hard behandeld, waardoor zij zich ongehoord voelen, aldus Duru-Bellat. Ze noemt de Franse aanpak van de coronacrisis hiervoor exemplarisch. “Bij maatschappelijk protest tegen maatregelen koos de overheid steeds voor de pedagogische aanpak: de maatregelen nog maar eens uitleggen, omdat het ‘simpele volk’ het niet zou begrijpen. Maar het volk begreep het wel; ze wilden de maatregelen gewoon niet.”
Het debat gaat door
Ooit opgezet om specialisten klaar te stomen voor het ambtsapparaat, maar tegenwoordig meer bekend om sociaalgeografische ongelijkheid en hoge collegegelden: je zou kunnen zeggen dat de grandes écoles hun toegevoegde waarde voor de Franse samenleving hebben verloren.
Zelfs in de Franse politieke top lijkt die opvatting iets meer door te dringen sinds de Gele Hesjes de straat opgingen voor kansengelijkheid. Zo beloofde president Emmanuel Macron eerder dit jaar de École nationale d’administration, de elitaire grande école die ambtenaren opleidt, grondig te hervormen.
‘Bevoorrechte klassen moeten het opbrengen om te zeggen: ‘Ik laat mijn plaats aan jou”
Maar naast politieke hervormingen is voor échte verandering een mentaliteitstransformatie nodig, denkt Marie Duru-Bellat. “In Frankrijk zou minder waarde gehecht moeten worden aan diploma’s. Die zijn nu allesbepalend op de arbeidsmarkt.”
Het andere antwoord is meer solidariteit, meent Duru-Bellat. “Als de grandes écoles hun toelatingsprocedures democratiseren, gaan studenten uit gefavoriseerde milieus hun plek verliezen aan studenten uit kansarme milieus. Dan moeten de bevoorrechte klassen het opbrengen om te zeggen: ‘Ik laat mijn plaats aan jou.’”
Maar dat de Franse elite – onverminderd overtuigd van de méritocratie républicaine met de grande école als vlaggenschip – bereid is tot zo’n knieval, lijkt voorlopig nog ondenkbaar, denkt Duru-Bellat. “Al vanaf de basisschool zijn sommige ouders uit de gefavoriseerde klasse erop gericht hun kind binnen te krijgen op een grande école. Zij zijn beter geïnformeerd én vaardiger. Zij denken: op deze manier helpen wij ónze kinderen het beste vooruit.”
Met medewerking van Marijne Beijen.