In Nederland staat het hoger onderwijs onder druk vanwege zware bezuinigingen. Universiteiten en hogescholen lieten hun onvrede blijken door een estafettestaking, waarbij dertien universiteiten op verschillende dagen gingen staken. Voor sommige universiteiten zoals de Universiteit Utrecht was het zelfs de eerste staking in de geschiedenis, en dat is niet zonder reden. In Nederland bezuinigt het kabinet Schoof fors op het hoger onderwijs. Ook in andere landen waar rechts-populistische politici aan de macht komen, zoals de Verenigde Staten, is het hoger onderwijs vaak het mikpunt van spot.
‘Activistische woke-cultuur’
Bezuinigingsplannen van populistische politici worden vaak verdedigd met het argument dat universiteiten woke en links activistisch zijn. Zo stelde PVV-kamerlid Reinder Blauw tijdens een Kamerdebat over de onderwijsbezuinigingen dat er te lang sprake is geweest van een ‘activistische woke-cultuur’. Volgens hem moeten de bezuinigingen in het hoger onderwijs dienen als een ‘mogelijkheid om hun prioriteiten te heroverwegen’. Deze kritiek staat in schril contrast met de afgelopen decennia, waarin politici het belang van onderwijs voor maatschappelijke en individuele ontplooiing benadrukten. Ook in andere landen waar rechts-populistische politici aan de macht komen, zoals de Verenigde Staten, is het hoger onderwijs vaak een mikpunt van aanvallen.
Lang werd het onderwijs gezien als de plek waar je met hard werken jouw plek kan verwerven in de samenleving. Maar het idee dat onderwijs een grote gelijkmaker is, wordt steeds vaker betwist. Politiek filosoof Michael Sandel stelt in zijn boek De tirannie van de verdienste, dat de opkomst van politici zoals Donald Trump onder andere komt doordat veel mensen vinden dat er te weinig waardering is voor mensen die niet universitair geschoold zijn.
Meritocratie
Volgens Sandel is het idee van de meritocratie steeds gangbaarder geworden in de Amerikaanse samenleving. Dat is een samenleving waarin de maatschappelijke positie van individuen is gebaseerd op hun eigen verdiensten. Sandel stelt dat sinds de jaren 70 en 80 steeds meer nadruk is komen te liggen op het opklimmen op de maatschappelijke ladder. Het idee dat je alles kan bereiken wat je wil als je maar hard genoeg werkt, is dominant geworden. Hij noemt dat het idee van de VS als een meritocratie niet alleen een mythe, wegens de geringe sociale mobiliteit in de VS, maar ook onwenselijk. Want als je eigen succes te danken is aan je verdiensten, geldt dat ook voor mensen die een zwakke sociaaleconomische positie hebben. Dat idee kan weer worden gebruikt als een rechtvaardiging van armoede en ongelijkheid.
Ondanks de hardvochtige aard van het meritocratische ideaal sloeg het aan bij zowel conservatieve als progressieve politici in de jaren 90. Politici zoals Tony Blair, Barack Obama en Bill Clinton hamerden op het belang van cognitieve vaardigheden. Maar volgens Sandel lijken politici te vergeten dat een groot deel van de mensen niet universitair zijn opgeleid, maar wél op verschillende manieren bijdragen aan de samenleving. Wanneer deze groep het idee heeft dat ze ondergewaardeerd worden, kan dat leiden tot een revolte.
De mythe van menselijke gelijkheid
Sandel is niet de eerste denker die inging op de negatieve kant van een meritocratische samenleving. De Britse socioloog Michael Young ging hem voor in de jaren 50. Hij publiceerde in 1957 het essay The rise of the meritocracy, waarin de ik-figuur een satirisch verhaal vertelt over de opkomst van de meritocratie. In het essay kijkt de ik-figuur vanuit een meritocratische maatschappij in het jaar 2034 terug op een opstand van mensen die niet gediend worden door het systeem: ‘the populists’. Young beschrijft hoe deze fictieve meritocratische maatschappij tot stand is gekomen. Na vele onderwijshervormingen en politieke debatten was eindelijk de ideale situatie ontstaan: ‘de dommen’ hoorden thuis aan de onderkant van de samenleving, en de top 5% van de samenleving bestond uit ‘briljante specialisten’, ieder in hun eigen vakgebied. De mythe van menselijke gelijkheid was doorbroken, en men bevond zich eindelijk op de positie die ze verdienden.
Deze transformaties zouden de voedingsbodem vormen voor een revolte door merocratische overmoed, beschrijft Young. Het systeem was slachtoffer geworden van haar eigen revolutie en men begon het kernprincipe van de meritocratie, gelijke kansen, in twijfel te trekken. Het idee voor een soort nieuwe erfelijkheidskaste was uiteindelijk de druppel die de emmer deed overlopen. Ontevreden mensen uit lagere klassen verenigde zich in een opstand om een nieuwe belofte te verwezenlijken: de klassenloze samenleving.
Muurvast in het systeem
Het boek eindigt op een haast Orwelliaanse wijze, de ik-figuur schetst zijn blik op de toekomst en komt met de koele conclusie: ‘de onderkant’ heeft niet eens de middelen om het systeem te bevechten. Ze kunnen hooguit wat specifieke dingen veranderen maar ze zitten muurvast in de meritocratie.
Young schetst met zijn boek duidelijk een beeld van een meritocratische dystopie die uiteindelijk leidt tot een ongelijke samenleving. Hoewel het boek satirisch was bedoeld, is het door velen niet goed begrepen. De oplettende lezer kan in de opstand van the populist de overeenkomsten zien met de huidige samenstelling van de Tweede Kamer. Het demissionaire kabinet-Schoof had veel draagvlak onder praktisch opgeleiden. Die stemmers zijn van mening dat de politiek te weinig luistert naar mensen zoals zij.
Wrok en rancune
Waar Young en Sandel de oorsprong van populistische revolte zoeken in specifieke gebeurtenissen, legt cultuurcriticus Menno ter Braak die in de essentie van de democratie zelf. Ter Braak was voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog een belangrijke stem in het intellectuele debat. Hij publiceerde de brochure Het nationaal socialisme als rancuneleer. Waarin zijn belangrijkste argument is dat ontevredenheid over het systeem, rancune, een fundamentele reactie is op de democratie zelf. De democratie is op papier een systeem dat gelijke kansen biedt. Het stelt dat iedereen stemrecht heeft en dat de gemeenschap het lot in haar eigen handen heeft. Maar uiteindelijk zijn de kansen en de uitkomsten in een democratie niet gelijk. Sommige mensen hebben meer talent, of krijgen meer kansen om zich te ontplooien, wat volgens Ter Braak leidt tot het afwijzen van het systeem in het geheel.
Hij schrijft de brochure wanneer Adolf Hitler al een tijdje aan de macht is in Duitsland. Hij zoekt zelfs de oorsprong en het bestaansrecht van het fascisme in de democratie. Volgens hem gaat dat systeem namelijk tegen de oorsprong van de menselijke natuur in, omdat mensen niet gelijk zijn op biologisch en sociologisch vlak. Wel zijn ze geneigd tot het uitoefenen van wrok. Hoewel Ter Braak sceptisch was over het behoud van de democratie, bleef hij er trouw aan. Zijn paradoxale conclusie was dat de uitwassen van de democratie – fascisme en communisme – juist het best konden worden bestreden met democratie.
De wrok en rancune zijn er ook richting het hoger onderwijs. Vanuit partijen op de uiterste rechterflank luidt tegenwoordig steeds meer kritiek op studenten en onderzoekers, ze worden gewantrouwd en beschimpt als wereldvreemd. Volgens Ter Braak zou dat komen omdat onderwijs een instituut is dat kansengelijkheid schetst, maar dat uiteindelijk niet helemaal nakomt. Zo gaat er steeds meer geld naar bijles, huiswerkbegeleiding en examentrainingen, en dat ondermijnt juist de kansengelijkheid in het onderwijs.
De onderwijskloof
Hoewel deze drie boeken niet uitsluitend gaan over onderwijs, bieden ze allemaal een perspectief op de kritiek op het onderwijs. De discussie over de rol van het hoger onderwijs kan niet worden gevoerd zonder te kijken naar de steeds groter wordende kloof tussen opleidingsniveaus en de rol van de meritocratie. Niet alleen in de VS, maar ook in Nederland maakt opleidingsniveau steeds duidelijker een verschil. Steeds meer Nederlandse parlementariërs zijn universitair geschoold, en uit onderzoek blijkt dat de belangen van hoger opgeleiden veel beter worden behartigd door de politiek dan de belangen van middelbaar opgeleiden. Daardoor is het onderwijs, zoals Sandel heeft laten zien, juist een rechtvaardiging geworden voor bestaande ongelijkheid. Dat kan bijdragen aan het beeld van onderwijs als een instituut voor de bevoorrechten, en menig populistisch politicus weet daar profijt uit te halen.
Eindredactie door Maria van Riel