Deze zondag vieren columnist Cees van den Boom en zijn zus voor de negende keer Moederdag zonder hun moeder. Die leeft voort in oude videobanden en, nog belangrijker, in vele herinneringen. Zoals die ene met de oorbel, of al die anderen met Paul de Leeuw.
Een half jaar geleden had ik als cadeau voor mijn zus bedacht om nu eindelijk eens de oude videotapes te laten digitaliseren. Na jaren te hebben geleefd met de angstige gedachte dat de beelden misschien zouden zijn vergaan – geen idee of dat kan, eigenlijk, maar je weet maar nooit – besloot ik ze weg te brengen naar de Hema. Ik betaalde 129 euro en kreeg er vijf USB-sticks voor terug. Op drie daarvan stond een getapete versie van Spielbergs Jurassic Park, en desondanks was het elke cent meer dan waard.
Van de twee banden waar wel waardevolle beelden op stonden, heb ik er toen vast één bekeken. Het waren de opnamen van een doorsnee zondag bij opa en oma. Alle ooms en tantes waren er, en mijn trotse ouders met mijn zus als baby. Mijn moeder was daar nog maar 28, dun met blond geverfd kort haar. Het enige wat me verbaasde was haar Haagse accent. Het maakte pijnlijk duidelijk wat ik al die jaren had moeten missen: haar stem. Mijn vaders stem klonk immers wel bekend, evenals wat hij zei en hoe hij het zei. “Je merkt gewoon dat het nieuwe Microsoft-programma is geschreven voor een desktop,” legde hij aan mijn oom uit. Hij is in die vijfentwintig jaar geen steek veranderd.
Toch probeer ik me niet te zeer te hechten aan die twee USB-sticks, mogen ze ooit nog eens zoekraken in een verhuizing. De herinneringen zijn belangrijker, talrijk, en zoveel mooier. Zoals die keer in de brugklas, toen mijn moeder me op de dag van het schoolfeest meenam naar de juwelier in het dorp om mijn eerste oorbel te laten schieten. Niemand vond het mooi: mijn vrienden niet, mijn vader niet, de meisjes op het schoolfeest zeker niet; niemand behalve mijn moeder. En juist daarom vond ik het mooi.
Ze vroeg naar mijn moeder, gewoon zomaar
Ik denk vaak terug aan al die keren dat we samen in de auto meezongen met een cd van Paul de Leeuw. Vooral dat ene nummer, De Steen, ging ons zo aan het hart. En dat wist verder niemand; het was ons geheim. Ze was de enige met wie ik het ooit zong, voor wie ik het ooit zong. En dat zal ook zo blijven.
Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde
Het water gaat er anders dan voorheen
De stroom van een rivier houd je niet tegen
Het water vindt er altijd een weg omheen
Ik weet nog dat ik een paar maanden na haar overlijden met mijn stiefzusje door het bos wandelde, we waren toen negen en veertien. “Hield jouw moeder ook zo van het bos?” had ze gevraagd. Ze vroeg het zonder er een moeilijk gezicht bij te trekken, zoals alle anderen deden in die tijd. Ze vroeg naar mijn moeder, gewoon zomaar. “Ja,” zei ik glimlachend, “daar hield zij ook van.” Net als van mijn diamanten oorbel, het samen zingen in de auto, anijsmelk voor het slapengaan, de boeken van Maeve Binchy, sigaretten van Kent, en natuurlijk de liedjes van Paul de Leeuw.
Dat gevoel van toen, dat mis ik nog weleens.
Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde
Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten
Ik leverde bewijs van mijn bestaan
Omdat door het verleggen van die ene steen de stroom nooit meer dezelfde weg zou gaan