Economie-Redacteur Elias Rutten sprak met Boris Schellekens, onderzoeker bij SOMO, een stichting die kritisch kijkt naar de macht en informatievoorsprong van multinationals zoals Tata Steel. “Deze bedrijven weten precies hoe hun operaties werken, maar laten in onderhandelingen bewust zaken weg of belichten wat hen uitkomt. Dit beschermt hun imago. Kritisch onderzoek is nodig om een tegenmacht te vormen,” aldus Schellekens.
Hoe begon jullie onderzoek?
“Vorig jaar hebben we onderzocht hoe groot de fossiele subsidies zijn. Het bleek om 37,5 miljard euro per jaar te gaan, terwijl de overheid eerder sprak van slechts 5 miljard. Ons onderzoek leidde mede tot een officiële inventarisatie door het kabinet onder klimaatminister Rob Jetten, waaruit bleek dat het om aanzienlijk meer ging.”
Fossiele subsidies komen vaak in de vorm van belastingvrijstellingen en kortingen op brandstoffen. In het geval van Tata zijn dit kortingen op netwerkkosten, oftewel de kosten die gemaakt worden om de elektriciteit af te leveren bij de fabriek. Schellekens vergelijkt dit met de verzendkosten bij PostNL: “Het is toch vreemd als je veel pakketjes ontvangt en je niet voor de verzending wilt betalen? Tata wil komende jaren veel meer elektriciteit gaan verbruiken, maar niet betalen voor de levering. Als Tata een korting krijgt, schuift de rekening door naar het MKB, dat daardoor twee keer zoveel betaalt. Tata wil graag die korting omdat de basisindustrie in landen als België wel die kortingen krijgen, maar dat het daar oneerlijk is betekent niet dat het ook in Nederland oneerlijk moet zijn.” In een reactie zegt Tata: “Wij vragen om een gelijk speelveld. Waarbij dezelfde marktomstandigheden gelden als in de landen om ons heen.”
Een groot deel van fossiele subsidies gaan naar energie-intensieve industrieën. Volgens Schellekens is dit onrechtvaardig op basis van de maatschappelijke opbrengsten: “Deze sectoren gebruiken 36% van de energie, maar dragen slechts 3% bij aan het toegevoegde waarde en 1,3% aan de werkgelegenheid. […] We zijn steeds verder gaan inzoomen: eerst op fossiele subsidies, toen op wie de grootste ontvangers zijn. Dat bleek de energie-intensieve basisindustrie te zijn. En daar steekt Tata Steel met kop en schouders bovenuit.”
Subsidies kunnen een kickstart bieden voor opkomende industrieën, maar volgens Schellekens is het cruciaal dat zulke subsidies worden toegekend op toekomstbestendige locaties. Dat is bij Tata Steel niet het geval volgens de onderzoekers.
‘Dit model was logisch in een fossiele economie, maar het energielandschap is veranderd’
Nederlandse industrie blijft achter in groene economie.
“Nederland heeft de tweede grootste basisindustrie in Europa. Die is ontstaan door een comparatief voordeel door fossiele energie, aangezien je deze hier makkelijk en goedkoop heen kan transporteren. Grote havens, zoals de haven van Rotterdam, gaven Nederland een concurrentievoordeel. Tegenwoordig produceert Nederland 7 miljoen ton staal per jaar, veel meer dan wij zelf consumeren. Dit model was logisch in een fossiele economie, maar het energielandschap is veranderd. 91% van de opwarming van de aarde is te herleiden tot het verbranden van fossiele brandstoffen. Daar moeten we mee stoppen. Deze industrie moet omschakelen, maar zal moeten concurreren met plekken waar duurzame energie goedkoper is.” De woordvoerder van Tata Steel wees Red Pers erop dat de staalproductie in Nederland ongeveer gelijk staat aan de consumptie, anders dan wat Schellekens zegt.
Het onderzoek stelt dat concurrentie sterk zal zijn vanuit Zuid-Europa of Scandinavië, waar zonne-energie en waterkracht goedkope energie garanderen. Zo zou Nederland een jaarlijks concurrentienadeel van 800 miljoen euro hebben ten opzichte van Spanje.
“Tata kan door de concurrentiedruk op de wereldmarkt de staalprijs niet zomaar verhogen om de hoge energiekosten in Nederland te compenseren. Wat er dan gebeurt, is dat ze bij de overheid aankloppen voor subsidies,” zegt Schellekens.
In een reactie stelt Tata dat beleidskeuzes zoals het wegvallen van de indirecte kostencompensatie (IKC) en de volumecorrectieregeling (VCR) de industrie in Nederland schaden.
De IKC compenseert bedrijven voor CO2-kosten, wat de prikkel tot verduurzaming vermindert. Deze subsidie wordt gefinancierd uit overheidsgelden bedoeld voor klimaatbeleid. Ondanks Tata’s bewering is de IKC in april heringevoerd. De VCR gaf grootverbruikers tot 90% korting op energie als reactie op vergelijkbare regelingen in buurlanden. Deze korting werd afgeschaft omdat onderzoek in opdracht van Autoriteit Consument & Markt aantoonde dat kleine energiegebruikers opdraaiden voor de korting van grootverbruikers.
“Geen toegang tot de cijfers”: Schellekens over de reactie van Tata
Het management van Tata Steel Nederland kwam dezelfde dag als de publicatie van het onderzoek met een reactie. “Helaas vandaag een ESB-artikel van SOMO over de toekomst van de staalindustrie dat bol staat van de denkfouten en verkeerde aannames,” aldus directeur nieuwe-energie Albert Kassies op LinkedIn. Een dag later verscheen een opiniestuk in het FD.
Tata Steel betwist uw cijfers, en zegt dat Tata in 2050 drie keer zo weinig energie zal gebruiken dan jullie berekeningen. Ze stellen in het FD dat de elektriciteit in Nederland niet veel duurder is, maar dat kosten stijgen door netwerkkosten die zij “een beleidskeuze” noemen. Daarnaast benadrukken ze dat er geen sprake is van een jaarlijkse subsidie.
“Er zitten een aantal onjuistheden in hun statement. Maar het kernprobleem is de transparantie. Als maatschappij gaan we een businesscase aan: we staan op het punt om 3 miljard euro te investeren in Tata Steel. Het is dan toch vreemd dat we geen toegang hebben tot de onderliggende cijfers? Hoe kunnen we zo’n grote investering rechtvaardigen zonder volledige informatie?”
Antoinette Sol, Energy Strategy Manager bij Tata viel haar collega bij en haalde hard uit naar ESB op LinkedIn: “Ik verbaas me dat ESB met regelmaat gebrekkige artikelen publiceert ter bevordering van de-industrialisatie van Nederland. Check eerst met ons de feiten voordat je met denkfouten en onjuiste assumptie de media op zoekt.”
Om deze veronderstelde feiten en denkfouten te verhelderen ging Schellekens met Sol het gesprek aan, waarna hij een verslag publiceerde. Dat was volgens Sol niet de bedoeling: “Ik dacht dat we uit elkaar waren gegaan met de afspraak dat we eerst meer informatie met elkaar zouden delen, voordat we verdere onjuistheden zouden verspreiden. Wij gaan graag in gesprek met eenieder die vragen heeft en zullen zo transparant mogelijk zijn.”
Op de vraag “hoe willen jullie meer transparantie bieden in jullie businesscase om deze publieke investering te rechtvaardigen?” reageerde Tata niet. De woordvoerder kwam wel met een onderzoek die de huidige en toekomstige maatschappelijke voordelen van de bedrijvigheid van Tata uitlichtte.
Tata beschuldigt u ervan dat u te veel informatie uit het gesprek publiekelijk maakt. U zegt: “het is jammer dat Tata Steel haar bronnen niet publiekelijk maakt”.
“Dit is precies de informatie-asymmetrie waar deze bedrijven van profiteren. Laten we hun statement even ontleden. Er zijn namelijk drie belangrijke punten. Ten eerste stelt Tata dat ze zes terawattuur aan energie gebruiken in 2050, terwijl wij achttien terawattuur zeggen.”
Hoe verklaart u dit enorme verschil?
Na een scheikundige uitleg van de TU Delft Alumnus blijkt de crux in het verschil in productiemethodes tussen groen en grijs staal.
“Er is inderdaad zo’n zes terawattuur elektriciteit nodig, maar daarnaast is ook een enorme hoeveelheid waterstof nodig, en dat laten ze weg. De wrange werkelijkheid is dat hun businesscase uitgaat van een mix van waterstof en gas. Ze stellen dat ze in de toekomst volledig kunnen overstappen op groene waterstof, maar dat is speculatief. Wat ze ook niet benoemen, is dat het produceren van waterstof ontzettend veel elektriciteit vraagt. Dat is het gat in hun verhaal, dat hebben ze in ons gesprek toegegeven.”
Op de vraag waarom Tata hem dan alsnog publiekelijk tegenspreekt reageert Schellekens: “Het is voor hen een inconvenient truth”.
In een reactie stelt Tata dat het onderzoek fouten bevat, zoals het negeren van netwerkkosten en het gebruik van onrealistische cijfers voor energieopslag. De onderzoekers gebruiken volgens Tata niet dezelfde bron voor energieopwekking als energieopslag, waardoor de opslagkosten te laag worden ingeschat en een onjuist beeld ontstaat van Europese elektriciteitskosten.
Het onderzoek gaat echter uit van een duurzaam concept genaamd energie-eilanden “een locatie waarbij de groene stroom op het terrein naast de fabriek opgewekt wordt om weinig netwerkkosten te hebben, en waarbij gebruik wordt gemaakt van een mix van zon en wind voor een stabiel productieniveau.” Een bestaand project in Spanje wordt genoemd als proof of concept. Volgens Schellekens kan Tata Steel in Nederland geen energie-eiland worden door beperkte ruimte en weinig zonne-energie. Hierdoor zou het benodigde transport van energie tot hoge kosten leiden. Schellekens schrijft dat Tata’s bron uitgaat van Nederlandse energieprijzen, Nederlandse netwerkkosten, om vervolgens van die elektriciteit weer waterstof te maken, wat hij “hoogst inefficiënt” noemt.
Groene waterstof is volgens Tata momenteel wereldwijd te duur voor industriële schaal. Het bedrijf wil overstappen van kolen naar aardgas, wat jaarlijks 5 miljoen ton CO₂ zou besparen. Nieuwe installaties worden voorbereid op waterstof en kunnen overschakelen zodra dit beschikbaar is.
‘Je kunt intenties beter beoordelen op wat ze doen, niet wat ze zeggen’
Geen kerstpakket
Volgens Schellekens is Tata Nederland vooral gemotiveerd om de Nederlandse vestiging open te houden, maar Tata India gebruikt de Nederlandse faciliteiten als ‘melkkoe’.
“Ze draaien tot het op is, zonder structurele investeringen. […] Ze opereren zo slecht dat ze niet eens meer een kerstpakket geven aan hun medewerkers.”
Tata betwist dit: “we hebben €300 miljoen gestoken in bovenwettelijke maatregelen die ons bedrijf schoner maken.”
Volgens Schellekens zijn bedrijven met een positieve businesscase altijd bereid te investeren. “Je kunt intenties beter beoordelen op wat ze doen, niet wat ze zeggen. Als er een positieve businesscase was voor groen staal in Nederland op den duur, dan hadden ze die investering lang geleden al gedaan. Ze wisten tien jaar geleden al dat ze moesten verduurzamen. Want het zijn rationele mensen. Als jij een euro investeert en je krijgt er twee voor terug, dan doe je dat.”
Schellekens benadrukt dat het beter is om nu actie te ondernemen en werknemers te helpen een nieuwe baan te vinden dan te wachten tot Tata Steel onvermijdelijk sluit. “Het huidige pad is simpelweg uitstel van executie ,” zegt hij.
Schellekens vergelijkt Tata Steel met de RSV-scheepswerf uit de jaren ’80, waar miljarden aan staatssteun verloren gingen aan een onhoudbare industrie. “Dat geld had beter aan omscholing kunnen worden besteed,” stelt hij. Hij waarschuwt dat zonder een backupplan werknemers bij een sluiting rond 2030 in de kou staan en moeten aankloppen bij het UWV. “Zonder strategie riskeren we ongecontroleerde de-industrialisatie.”