Oud-hoofdredacteur Ad van Liempt leerde dat perfectionisme niet altijd loont

Beeld: Rolf Baas

18 maart 2024, 16:00

Ad van Liempt werkte jarenlang in de Hilversumse omroepjournalistiek. Een gesprek over de voetbalwedstrijd Oost- tegen West-Duitsland, regionale krant Het Centrum en de NOS. En Van Liempt had nog een analyse van het huidige probleem bij de omroepen die hij nog nergens anders heeft gehoord.

Auteur: Jelle Brumsen

Leestijd:

6 Min

Ad van Liempt (74) is de Andere Tijden-methode nog niet verleerd. Hij begint over de NAVO die later dit jaar 75 jaar bestaat. “Wist je dat Nederland de oprichting bijna had geboycot? We hadden ruzie met Amerika over Indonesië. Daar zijn hartstikke mooie verhalen over te vertellen.”

Andere Tijden koppelde de actualiteit aan geschiedenis, legt Van Liempt uit. Hij is mede-bedenker van het bijna 25 jaar lopende televisieprogramma, waar hij ook lange tijd leiding gaf. “Het was destijds een nieuw concept, zelfs voor de rest van de wereld.”

Eerder had Van Liempt diverse chef-functies binnen de NOS en was hij hoofdredacteur van NOVA, de voorloper van het huidige Nieuwsuur. Inmiddels heeft hij de journalistiek enige tijd verlaten en richt hij zich volledig op het schrijven van historische boeken, veelal over de Tweede Wereldoorlog. Op een dinsdagmiddag in februari blikken we in zijn huis in Doetinchem terug op zijn journalistieke leven.

Dan komt Andere Tijden geregeld voorbij, waar hij zijn interesse in geschiedenis en nieuws zag samenkomen. Andere Tijden maakte veel gebruik van wat Van Liempt de ‘voorzienbare actualiteit’ noemt. “Een behoorlijk deel van het nieuws zie je al ruim van tevoren aankomen: rapporten die verschijnen, verkiezingen, herdenkingen, debatten.” Dit soort actualiteiten relateerde het programma vervolgens aan historische gebeurtenissen. “Dan wordt de geschiedenis opeens iets van nú, iets wat je moet weten om de huidige tijd te begrijpen.”

En soms diende de actualiteit ook gewoon om de kijkers een goed verhaal in te trekken. Van Liempt herinnert zich het WK voetbal in Duitsland in 2006. Het leverde één van zijn favoriete Andere Tijden-afleveringen op. “We hadden bedacht om het naar aanleiding van dat WK te hebben over een wedstrijd tijdens een ander WK in Duitsland. In 1974 speelde West-Duitsland in Hamburg tegen Oost-Duitsland, twee landen die elkaar niet erkenden.”

Van Liempt vertelt er met zichtbaar plezier over. “Dat was een van de meest beladen wedstrijden uit de geschiedenis, alsof Noord- en Zuid-Korea nu tegen elkaar moeten voetballen.” De Oost-Duitse inlichtingendienst (de Stasi, red.) maakte een plan om DDR-supporters in Hamburg te krijgen. En vooral: om ze weer terug te krijgen. “Want die muur stond er natuurlijk niet voor niks, vele Oost-Duitsers wilden vluchten naar het Westen.”

Uiteindelijk koos de inlichtingendienst 1500 supporters die mee mochten naar de wedstrijd. Tien procent van hen was geheim agent, en zij moesten de rest van de groep strak in de gaten houden. Dit is volgens Van Liempt het soort geschiedenis dat leraren op scholen aan hun leerlingen moeten vertellen. “Op zo’n manier kan je via een tamelijk populair en laagdrempelig onderwerp op een hele soepele manier in het hart van een dictatuur komen.”

Van Liempt had er ten tijde van die uitzending in 2006 al bijna vier decennia in de journalistiek op zitten. Het grootste deel hiervan speelde zich af in de televisie-journalistiek, maar zijn carrière begon bij een krant, nadat hij in 1968 zonder veel plezier een jaar Klassieke Talen had gestudeerd.

Wat trok u destijds aan in de journalistiek?

“De wereld stond voor mijn gevoel in brand toen ik studeerde. Er was onrust in Duitsland en Frankrijk, er ontstonden massabewegingen, studentenrevoltes, het gezag stond onder druk. Maar wij zaten in de pauze op de universiteit over Thucydides en Plato te praten. Ik werd daar gek van. Het leek me veel spannender om vooraan te staan bij wat er in de wereld gebeurde. Dat viel nog niet mee, ik heb veel gesolliciteerd voordat ik op mijn 19e uiteindelijk terecht kwam bij Het Centrum, een kleine regionale krant in Utrecht.”

U kon daar zonder ervaring zo terecht?

“Journalistiek leerde je destijds als leerling, op een redactie. Er bestond wel net een School voor Journalistiek, maar daar had ik geen zin in. Journalistiek was in die tijd een beetje het vak van de gesjeesde student. Voor mensen die zich niet zo thuis voelden op de universiteit, maar behoefte hadden aan een meer praktisch beroep. Zo voelde ik dat ook. Ik was drie jaar leerling-journalistiek bij Het Centrum. Journalistiek werd toen al snel mijn leven.”

Wat had u toen voor ogen?

“Ik kan me niet herinneren dat ik ambitie had. Ik vond een redactie vooral een erg leuke biotoop. Er waren rare en inspirerende mensen, en ook ontzettende eikels. Ik kreeg niet veel begeleiding, maar werd gewoon naar branden, vergaderingen en zondag naar voetbal gestuurd. Dat was een snelle scholing. Op mijn 29e werd ik chef van de nieuwsdienst van het Utrechts Nieuwsblad, waar Het Centrum inmiddels door was opgeslokt. Twee jaar eerder was ik al gevraagd om chef te worden van de regio-redactie, maar toen vond ik mezelf nog niet goed genoeg.”

Hoe ging u te werk als chef van een redactie?

“Ik heb altijd geprobeerd, en dat is vrij uitzonderlijk als chef, om zelf ook mee te schrijven. Soms moest er snel een stuk komen, dan zei ik vaak: geef maar hier. Dan moest ik weleens een halve nacht doorwerken, maar het is voor een redactie heel prettig als de chef zelf ook meewerkt.”

Waarom?

“Je kan dan beter over je redacteuren oordelen, omdat je meer met hen werkt. En redacteuren hebben dan ook het idee dat je ze beter begrijpt. Veel leidinggevenden zijn als de dood om dit te doen, want je maakt jezelf ook heel kwetsbaar. Het is me trouwens niet altijd goed gelukt hoor. Het hangt heel erg af van de schaal waarop je moet functioneren.”

Waar lukte het minder goed?

“In de jaren negentig werd ik hoofdredacteur van NOVA. Daar was de redactie aanzienlijk groter. Toen moest ik communiceren via tussenpersonen, dat vond ik veel minder aangenaam. Het lukte me niet meer goed om een persoonlijke band met alle redacteuren te hebben. En ik was alleen maar bezig met dingen regelen: geld, personeel, zendtijd, omroepgedoe. Ik vond mijn werk toen niet zo leuk, en werd er zelf ook niet leuker van. Na ruim twee jaar ben ik gestopt en werd ik redactiechef bij NOVA. Ik vind mezelf beter als tweede man, in de schaduw van de baas.”

“Heb je last van de droger?” vraagt Van Liempt tussendoor. Uit de kamer naast ons klinkt getril. Hij loopt naar de bijkeuken om het apparaat uit te zetten. Weer terug aan tafel vertelt hij over zijn tijd bij de NOS, waar hij in 1982 als chef van de binnenlandredactie kwam te werken na vier jaar chefschap bij het Utrechts Nieuwsblad. Nu voorziet de NOS in een constante nieuwsstroom via allerlei media, destijds was alles gericht op het achtuurjournaal, vertelt Van Liempt. “In 1984 werd het halfzesjournaal geïntroduceerd. Dat was toen sensationeel: om half zes al een journaal?!”

In meer opzichten was het een andere tijd. Van Liempt herinnert zich dat er aparte vergaderingen werden gehouden als werd overwogen om in het journaal live te schakelen met een verslaggever in het buitenland. “Een lijnverbinding en studio huren in Moskou kostte destijds tienduizend gulden. Nu kan je zo vanuit de hele wereld live komen, gewoon met een telefoontje.”

Vindt Van Liempt het eigenlijk jammer dat zijn journalistieke leven erop zit? “Soms wel, ik heb een geweldige tijd gehad met veel vrijheid. Maar ik ben wel blij dat ik de narigheid die wordt beschreven in het rapport Van Rijn niet heb meegemaakt. Met dictatoriale omstandigheden en afschuwelijke personeelskwesties.”

Van Liempt vertelt dat hij nog wel een analyse van dit probleem heeft die hij nog nergens heeft gehoord. “Maar ja, ik weet niet of je het daar verder over wilt hebben. Ik ben natuurlijk een oude lul uit het verleden.”

Ik ben wel benieuwd.

“Het gebruikelijke organisatiemodel bij een journalistiek programma was dat een hoofdredacteur of eindredacteur de baas was. De presentator was als gezicht van een programma natuurlijk ook belangrijk, maar ondergeschikt aan de eindredacteur. Hoe beroemd hij ook was. Dat veranderde toen ex-staatssecretaris Marcel van Dam voorzitter van de VARA werd (in 1985, red.) en het anders ging aanpakken. Hij verzamelde een flinke groep succespresentatoren om zich heen, zoals Paul Witteman, Astrid Joosten, Paul de Leeuw en Jack Spijkerman. Daar vergaderde de VARA-directie jaarlijks mee en het onderwerp was dan: welk programma wil je volgend jaar maken en wie wil je als eindredacteur erbij? Eindredacteuren noemden ze vanaf dat moment trouwens samenstellers, ik verdenk ze ervan dat ze dat deden omdat eindredacteuren in de cao duurder waren. Deze samensteller werd ondergeschikt aan de presentator. Dat ging vaak goed, maar moest ook een keer misgaan.”

Waarom?

“Het is een recept voor ellende als je de presentator van een programma ook eindverantwoordelijk maakt voor de inhoud ervan. Er staat al zoveel druk op een presentator. VARA-presentatoren als Paul de Leeuw en Paul Witteman waren niet de makkelijkste in de omgang, maar zij hadden programma’s die maar een keer in de week werden uitgezonden. Toen kwam De Wereld Draait Door met dagelijkse uitzendingen in die organisatievorm. Dat moest wel fataal uitvallen. Het is niet per se de schuld van Matthijs van Nieuwkerk, het probleem zit in dat systeem. Het is bedacht door iemand die niets van tv begrijpt.”

Waarom begon Van Dam met dit organisatiemodel denkt u?

“Ik denk omdat hij zijn kopstukken tevreden wilde houden. En dat is natuurlijk ook een wezenlijke functie van omroepleiding, maar het is onverstandig om je programma’s helemaal af te stemmen op de beroemdheden die je in je stal hebt. En de VARA scoorde in die tijd ook als een gek trouwens, het was een hele succesvolle omroep. De opvolgers van Van Dam belandden in deze nieuwe organisatiestructuur. Ik denk dat zij niet doorhadden welk gevaar er dreigde.

Heeft u het eigenlijk ooit geambieerd om zelf presentator te worden?

“Nee. En ik heb ook gezien wat dat met mensen doet, ik heb natuurlijk veel met ze gewerkt. Presentatoren zijn niet te benijden hoor. Je krijgt er een heel ander leven van, je verandert erdoor en dat is niet altijd prettig. Ik had altijd wel compassie met de eenzaamheid van een presentator op beslissende momenten. Als het lampje gaat branden, dan moet jij het doen. Ik onderschat dat helemaal niet.”

Tot slot: wat was voor u een belangrijke les die u in de journalistiek hebt geleerd?

“Dat perfectionisme niet altijd een voordelige eigenschap is. Je moet natuurlijk niet slordig zijn, maar op een gegeven moment moet je ook gewoon doorgaan met iets. Ik heb geleerd om te beslissen en het daarbij te laten, en niet eindeloos je beslissing te heroverwegen.”

Is dat het beste voor je gemoedstoestand of voor het product?

“Allebei. Ik heb in de tv-wereld veel collega’s gehad die hier erg veel moeite mee hadden. Dan kwamen bepaalde filmpjes nooit af, dat is om gek van te worden. Je kan beter een strak schema aanhouden en daar ook naar luisteren.”

Eindredactie door Rens van der Beek

Steun Red Pers

Je las dit artikel gratis, maar dat betekent niet dat het Red Pers niets heeft gekost. Wij bieden jonge, aspirerende journalisten een podium én begeleiding. Dat kunnen we nog beter met jouw steun. Die steun komt met twee voor de prijs van één, want onze sponsor matcht jouw donatie. Geef jij ons vijf euro? Dan ontvangen wij een tientje.

Over de auteur:

Jelle Brumsen (1996, hij/hem) is neerlandicus en historicus en werkt voor NRC en persbureau ANP. Bij Red Pers schrijft hij over journalistiek in het verleden, heden en in de toekomst.

Lees ook:

Nieuwsbrief

Elke drie weken houden we je op de hoogte van wat we schreven en wat we lazen in de Red Pers-nieuwsbrief.

Zoeken

Doneren

Wij bieden jonge, aspirerende journalisten een podium én begeleiding. Dat kunnen we nog beter met jouw steun. Die steun komt met twee voor de prijs van één, want onze sponsor matcht jouw donatie. Geef jij ons vijf euro? Dan ontvangen wij een tientje.