De opkomst van politieke partijen als DENK en Artikel 1 tonen maar al te goed dat ook buiten het zwarte-pieten-discussieseizoen de kwestie van (sluimerend) racisme in Nederland aan de kaak gesteld moet worden. Regisseur Eric de Vroedt bracht de discussie met David Mamet’s Race naar de grote zaal.
Laat ik lekker ongenuanceerd beginnen. Godnondeju, wat is Race een retegoede voorstelling! Als de nieuwe artistiek leider van Het Nationale Toneel legt regisseur Eric de Vroedt de lat gelijk hoog – en dat belooft veel goeds voor het Haagse gezelschap.
Race (2006) gaat over de advocaten Jack Lawson en Henry Brown, hun stagiaire Susan en hun cliënt Charles Strickland. Strickland (wit, man, eind vijftig en rijk) wordt verdacht van het verkrachten van een jonge, zwarte prostituee. Lawson en Brown (mannen en respectievelijk blank, eind veertig en zwart, begin dertig) willen hem aanvankelijk niet verdedigen – de zaak ziet er hopeloos uit – maar moeten wel, door toedoen van Susan (vrouw, zwart, midden twintig).
Linkse Gutmenschen
Ik kan er niet omheen draaien. Race is zonder twijfel zinvol, relevant, belangrijk, actueel en allerhande andere synoniemen. Maar op die vijfde januari dat ik plaatsnam in de Stadsschouwburg van Amsterdam, moest ik hetzelfde concluderen als iedere andere keer dat ik daar underdressed in het rode pluche zit. Vrijwel het gehele publiek was oud, wit en hoogstwaarschijnlijk in het bezit van een goedgevulde portemonnee.
De uitzonderingen zijn meestal jonge kunststudenten en kunstenaars, zoals ook die avond. Waarschijnlijk was de boodschap van De Vroedt voor dit publiek bovendien weinig baanbrekend. Zoals we immers allemaal weten zijn de kunsten een linkse hobby en bestaat het oude, witte publiek van de hoofdstedelijke schouwburg voornamelijk uit Gutmenschen.
Onderdrukt racisme, positieve discriminatie en seksisme – alles komt aan bod
Nu ben ik, zoals een echte linkse fatsoensrakker betaamt, niet zo’n liefhebber van het benoemen van iemands etniciteit, leeftijd en geslacht. In Race, zeker wanneer je het publiek in acht neemt, ontkom je er echter niet aan. Sterker nog, het hele stuk gaat over de strubbelingen die daarbij komen kijken. Onderdrukt racisme, positieve discriminatie en seksisme – alles komt aan bod. En da’s maar goed ook.
Geen vingertje
In een interview met NRC Handelsblad stelt De Vroedt dat niemand vrij is van racisme. “Door Race op te voeren, betoog ik dat we een stap moeten zetten,” aldus De Vroedt. “Erkennen dat racisme overal is en dat kleurenblindheid niet bestaat.” Zijn Race is kritisch en schrijnend, maar nergens belerend of moraliserend. En daar zit precies de kracht van De Vroedts debuut.
Als we iets geleerd mogen hebben van de Zwarte Pietendiscussie, is dat een opgeheven vingertje niet werkt. Voor verandering of op z’n minst erkenning van dergelijke, gevoelige kwesties werkt enkel het overbrengen van dit onderdrukte en gediscrimineerde gevoel. Mensen die sluimerend of onderdrukt racisme aanwijzen, die de gevolgen van het koloniale verleden uitlichten en die aandacht en verandering willen wat deze zaken betreft, moeten hun mond houden en niet zo zeuren. Je mag mensen er niet op wijzen, want het is niet zo bedoeld of je stelt je aan.
White privilege
Het interview met De Vroedt in NRC eindigt met zijn observatie dat Kolf en Vrede altijd extra hun best deden bij de repetities, terwijl Van der Heijden en Rietman net op tijd of te laat komen. “Te laat komen,” zo stelt De Vroedt, “is een white privilege. Over al die kleine en grote zaken gaat onze voorstelling.” Wellicht is het niet zo verkeerd dat Race in Amsterdam een voornamelijk wit publiek trok.
Een groeiend besef van white privilege is zo slecht nog niet. Sterker nog, hoe meer witte mensen zich bewust zijn van deze privileges, des te meer begrip er kan ontstaan in de discussies rond (onderdrukt) racisme in Nederland. En dan kan er verdomme eindelijk eens wat aan gedaan worden. Of val ik nu door de mand als naïeve, linkse Gutmensch?