In aanloop naar het Europees kampioenschap voetbal schrijft Danielle Kliwon elf weken lang over de elf posities in het elftal. Ze bekijkt het huidige team en haalt herinneringen op aan de Nederlandse spelers van weleer, zoals Van Aerle, Neeskens, Rijkaard en Israël. Deze week: wederom de middenvelder, want ook daar hebben we er meer dan één van.
Op het pleintje schuin tegenover mijn moeders huis wordt in het weekend altijd gevoetbald. Al valt de regen met bakken uit de hemel, of vriest het tien graden: er is altijd wel iemand met een bal. Het is geen groot voetbalveld. Meer een kleine kooi, waarin de vedettes van de toekomst hun vaardigheden tentoonstellen. De nieuwe Cruijff, Péle en Maradona groeien hier op. Technische dribbelaars, verdedigers met flair en bevlogen keepers die niet bang zijn hun knieën te schaven en palmen open te halen op het beton. Alles voor het voetbal.
De meesten voetballen ook op veld. Bij Kadoelen, Taba of AFC in Amsterdam Zuid. Wanneer hun wedstrijden in het weekend niet lopen zoals ze hadden verwacht, wanneer de trainer ze niet opstelt, of de tegenstander net een goal meer scoort, dan komen ze hun wonden likken in de kooi. Jongens van 10, 11, 12 jaar, die nog niet hebben ontdekt dat er voor (puber)jongens misschien interessantere dingen zijn dan alleen voetbal en die menen dat ze beter kunnen worden dan Cruijff, Péle en Maradona ooit waren, als ze maar hard genoeg hun best doen. Zij weten dat ze beter zijn, alleen de wereld nog niet. En ze genieten ervan om dat aan de wereld te laten zien.
Gerald Vanenburg wist ook dat hij de beste was. Alleen Nederland niet.
Hij had uitzonderlijke voetbalvaardigheden. De Utrechter wordt in Utrecht geboren, op 5 maart 1964. Zijn oom is Roy Vanenburg, Surinaams international en voetbaltrainer, en hijzelf is de oom van Nederlands international Javaîro Dilrosun. Talent zit blijkbaar in de familie.
Liefhebbers geven Vanenburg de bijnamen Vaantje en Geraldinho, die laatste een knipoog naar zijn Braziliaanse voetenwerk en fabelachtige techniek. Hij is klein van stuk en heeft een hoge stem, maar zijn spel is groots. Wanneer hij debuteert bij Ajax is hij zeventien jaar oud. Nauwelijks een maand na zijn achttiende verjaardag maakt hij zijn entree in Oranje. Vanenburg is hét Nederlandse antwoord op Maradona, de beoogde opvolger van Cruijff, een verademing en frisse wind op de Nederlandse velden. Alleen die potentie maakt hij nooit waar.
Hij was de beste, maar Nederland heeft het nooit gezien.
Bij Ajax staat hij bekend als een balgoochelaar. Trucjes, dribbels en schijnbewegingen: fans komen naar het stadion speciaal voor het spel van Vanenburg. Hij lijkt een glorieuze toekomst tegemoet te gaan en wordt door de kenners het grootste talent van Nederland genoemd. Misschien zelfs groter dan Johan Cruijff. Vanenburg laat het gelaten over zich heenkomen en laat zich niet gek maken. Natuurlijk is het mooi vergeleken te worden met dé Cruijff, maar voetballen met plezier is voor Vanenburg het belangrijkst. Hij blijft frivool spelen en beloont wekelijks de fans in de Meer met technische hoogstandjes. Maar dan wordt Cruijff, de man met wie hij zo vaak wordt vergeleken, coach van Ajax.
Het botert niet tussen de twee. Cruijff is kritisch op Vanenburg en verwacht meer van hem. Meer rendement, meer initiatief, meer leiderschap. Vanenburg is op dat moment pas 21 jaar oud en staat onder druk. Cruijff erkent zijn talent, maar besluit hem hard aan te pakken. Uit liefde.
‘Vanenburg is geen leider op het veld,’ verklaart Cruijff. ‘Daar heeft hij de stem niet voor.’ Vanenburg ervaart dit anders. Na 3 landstitels en 64 doelpunten ruilt Vanenburg de club in voor PSV. Hij voelt zich door Cruijff niet gerespecteerd. Je kan het hem niet eens kwalijk nemen. Maar in die tijd hoefde Vanenburg niet op mededogen te rekenen. In stadions door heel Nederland wordt hij na de opmerking van Cruijff begroet door piepgeluiden van het publiek. Hij voetbalt stoïcijns door en laat nooit iets merken, maar het raakt Vanenburg. Hij voelt zich vernederd en begrijpt niet waarom.
Vanaf dat moment gaat het steeds minder met hem. Een transfer naar AS Roma blaast hij op het laatste moment af: hij heeft er eeuwig spijt van. Bij PSV levert hij zijn aanvoerdersband in en moet hij vechten om een basisplaats. Én Leo Beenhakker selecteert hem niet voor Oranje. Vanenburg raakt in een dip en zijn spel lijdt eronder. Het lichtzinnige en de onbezonnenheid verdwijnt uit zijn spel. Hij maakt deel uit van het Oranje dat in ’88 het EK wint, zijn hoogtepunt en een dikke fuck you naar iedereen die aan hem twijfelde en hem bespotte, maar na onenigheid met Michels heeft hij geen basisplaats meer en speelt hij in 1992 zijn laatste interland.
Ooit het grootste talent van Nederland, maar begin jaren 90 is er slechts een schim van die belofte over. Hij heeft het gevoel zichzelf verloren te zijn en is Nederland zat. Hij wil zo ver mogelijk weg van de slechte herinneringen. Vanenburg vertrekt. Uit Nederland, uit Europa.
Hij wordt herboren als Sir Wanabur. Bij het Japanse Júbilo Iwata hervindt hij zichzelf. Vanenburg voetbalt weer met plezier, heeft lol in het spel. Dat is voor hem altijd het belangrijkst geweest: voetballen met vreugde. Een gevoel dat hij in Nederland al lange tijd kwijt was.
Het is hard werken, voetbal, zeker als je de top wil halen. Maar het moet ook leuk blijven. Wat blijft er zonder vreugde anders over? Vanenburg leerde dat op de harde manier. Voor eeuwig zonde. Maar de voetballertjes tegenover mijn moeders huis? Die doen hun best om hun vreugde te behouden.
En dus wordt er op het pleintje altijd gevoetbald. Frustraties worden eruit getrapt en met iedere punter wordt het geloof hersteld. Het is heerlijk om naar te kijken, weemoedig maar ook hoopvol. Wanneer de zon ondergaat en moeders en vaders ze naar huis roepen voor het avondeten, is er altijd wel eentje die overblijft. Die in zijn eentje op het doel blijft schieten tot het echt donker is. Die rondjes rent rond de kooi en om onzichtbare pionnen heen zigzagt met de bal aan de voet.
Ik stel me voor dat Vanenburg zo ook begon. Op een pleintje, in een kooi. De opvolger van Cruijff, de Maradona van Nederland. Altijd maar doorgaan, alles geven. Maar het is nooit genoeg geweest.
Op zondagavond keek ik – toen ik nog thuis woonde – weleens naar dat jongetje in de kooi. Zijn eerste balcontacten waren bijna altijd foutloos, en in de kleine ruimtes was hij behendig en sterk. Ik genoot ervan naar hem te kijken. Nu heb ik hem al tijden niet gezien. Hoe gaat het met hem? Waar hangt hij uit? Ik hoop dat het hem beter vergaat dan Vaantje.
Er zijn twee prachtige documentaires gemaakt over het fenomeen dat Gerald Vanenburg is. Hij is een van de meest ondergewaardeerde Nederlandse spelers en de docu Van straat tot stadion legt zijn beginjaren vast. FOX Sports laat in Gerald Vanenburg in het wild een andere kant van hem zien. Zij volgen hem in 2020, vlak voor zijn terugkeer naar Ajax. Vanenburg woont op dat moment in Zuid-Afrika en is er ‘game-breeder’.
Met medewerking van Detlev Hiep.