Redacteur Jelle Holtzapffel besluit na een gesprek met zijn huisgenoot afstand te houden bij zijn ouders thuis, maar dat blijkt nog niet zo makkelijk.
Met meer en meer vrienden en kennissen in zelfquarantaine, bespraken mijn Leidse huisgenoten en ik onze persoonlijke leefregels voor de tweede golf. Door de drukke werkprogramma’s hadden we de laatste weken nauwelijks risicoplekken bezocht. Maar was niet de hele studentenstad inmiddels een risicoplek geworden? Iedere vriend vormt weer een potentieel gevaar.
Huisgenoot K. vond het een goede idee om in de weekenden afstand van onze ouders te houden. Nee, die ouders van ons zijn nog niet boven de zestig, maar hebben wel een grotere kans om ernstig ziek te worden. Dat willen we niet op ons geweten hebben. Om nog maar niet te spreken over de situatie in de ziekenhuizen. We konden het ook vanuit een egocentrisch perspectief bekijken: de metaforische hamer van de maatregelen beukt net zo hard in op het virus als op ons economisch toekomstperspectief.
Mijn moeder knuffelt graag, zeker nu ze zo weinig mensen op een dag ziet.
Dat afstand houden bij je ouders blijkt echter nog niet zo makkelijk. Het ouderlijk huis is een plek waar het verval in de oude patronen constant op de loer ligt. Bij mij als middelste kind uit zich dat tot mijn spijt nog altijd in mezelf overschreeuwen voor wat aandacht van de rest. Die oude patronen blijken ook in de omgangsvormen een permanent risico te zijn.
Vooral voor mijn moeder vormt dat een probleem: die knuffelt graag en veel, zeker nu ze zo weinig mensen op een dag ziet. Mijn zusje, die nog één huishouden vormt met de ouders, vindt dat ik in het weekend maar de taak van moeders vertroetelkind op me moet nemen, “dan ben ik er even van af”. Bij mijn vader ligt het minder ingewikkeld: die hield ver voor de crisis al gepaste afstand en begroet ons het liefste met een hand. Mijn moeder was net een traject gestart om hem van zijn knuffelvrees af te brengen. Als wij weer eens op bezoek kwamen, zag ik bij voorbaat de alertheid in zijn ogen: mijn moeders aanwijzingen voorblijvend, spreidde hij zijn armen als een vogel die zijn vleugels uitslaat, om ons vervolgens met veel ongemak om de hals te vliegen. Zijn lessen zijn tot nader order opgeschort.
De placemats worden zo op tafel gerangschikt dat die van mij afstand heeft tot de rest.
Mijn ouders doen hard hun best om mee te denken met mijn verantwoordelijkheidsgevoel: de placemats worden zo op tafel gerangschikt dat die van mij afstand heeft tot de rest. Wanneer mijn vader de woonkamer binnenkomt, zie ik hem zichzelf corrigeren om niet naast mij met koffie en koek op de bank neer te ploffen, maar op de fauteuil er tegenover plaats te nemen. Maar ieder leerproces kost moeite en het gaat zo nu en dan even mis: mijn moeder komt enthousiast met haar nieuwe iPad binnengewandeld, vertelt over een artikel dat interessant is voor mijn stage, hoe leuk die stage haar lijkt en hangt vervolgens al bijna over me heen. Gegeneerd doet ze een stap naar achter.
‘s Ochtends aan de koffie spreekt ze de wens uit dat de situatie snel weer normaal is, want ach dat gebrek aan knuffelen valt haar toch ook zwaar. Maar goed, wie weet hoe de situatie de volgende keer is. Mijn vader stormt als gewoonlijk de trap af: “Ga je weg? Ga je weg?” Met een brede, uitdagende grijns steekt hij mij zijn elleboog toe.
Met medewerking van Patrick Karg.