Burger word je in de klas: de rol van burgerschapsonderwijs in een polariserende maatschappij

Beeld: Jill den Boer

15 december 2024, 17:06

Het klaslokaal wordt vaak gezien als een 'minimaatschappij’ waar leerlingen leren over samenleven en democratie. De vraag is of die metafoor nog wenselijk is, nu het maatschappelijk debat steeds verder polariseert en ook het klaslokaal binnendringt. Tegelijkertijd wordt er juist naar datzelfde klaslokaal gekeken om leerlingen beter voor te bereiden op het debat. Hoe kunnen de docenten de burgerschapsopdracht het beste vormgeven in de klas, en wat kan onze samenleving daarvan leren?

Leestijd:

4 Min

Promovendus Yaël Weening, verbonden aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA), onderzoekt in haar promotieonderzoek welke uitdagingen en kansen er liggen voor het zogeheten ‘dialogisch burgerschapsonderwijs’ om controversiële thema’s beter bespreekbaar te maken in de klas. Voor haar onderzoek heeft ze verschillende lessen maatschappijleer en geschiedenis structureel geobserveerd.

Weening heeft zelf negen jaar voor de klas gestaan, en begrijpt de worsteling van docenten goed: “Toen ik op mijn 23e begon, besefte ik al snel dat ik nooit had geleerd hoe om te gaan met politieke controverses in de klas. Daardoor worstelde ik constant met mijn rol als docent; waar ga ik begrenzen, wat vind ik wel oké, en wat moet ik met mijn eigen opvattingen?” Zo weet ze nog goed hoe ingewikkeld ze het vond om voor de klas te staan na de moord op de Franse docent Samuel Paty, in oktober 2020. “De dag na zijn moord kregen docenten de oproep, zelfs vanuit Rutte, ‘ga de klas in, laat die spotprenten zien, en voer dat gesprek’. Ik weet nog dat ik dacht: ‘doe dat lekker zelf!’, dat is superspannend.”

Handelingsverlegenheid in de klas

Het klaslokaal wordt vaak gezien als dé plek waar leerlingen met elkaar in gesprek moeten gaan over maatschappelijke controverses. Maar dat is niet vanzelfsprekend, benadrukt Weening: “Met 32 leerlingen zo’n gesprek voeren is niet niks, en veel docenten voelen zich daar onzeker over.” Docenten hebben een hoop vaardigheden, en zorgen keer op keer dat ze deze gesprekken voeren. Toch zijn veel docenten handelingsverlegen: ze voelen zich onzeker, en zoeken naar handvatten om maatschappelijke en politieke discussies in goede banen te leiden.

Daarnaast ziet de promovendus dat veel docenten worstelen met hoe ze hun eigen opvattingen kunnen delen. “Leerlingen hebben echt voelsprieten voor wat een docent vindt, en dat bepaalt vervolgens of leerlingen zich durven te uiten over bepaalde thema’s.” Daarom is het volgens haar belangrijk dat docenten een open houding hebben voor andere meningen, zonder leerlingen te veroordelen op hun opvattingen. Maar er moeten ook grenzen worden gesteld aan wat wel en niet geoorloofd is in de klas.

De invloed van het publieke debat

Weening snapt overigens wel dat het klaslokaal als de aangewezen plek wordt gezien om dit soort thema’s bespreekbaar te maken. Het is namelijk de plek om met verschillende mensen, met verschillende normen en waarden, in contact te komen. Tegelijkertijd zien leerlingen steeds vaker hoe volwassenen, inclusief politici, omgaan met controverses. Scholen werken hard aan het bevorderen van democratische waarden zoals solidariteit, gelijkwaardigheid en vrijheid. Maar terwijl leraren hun leerlingen proberen te leren samen te leven, druist de praktijk buiten de school vaak in tegen deze waarden. Politieke uitspraken die discriminatie in de hand werken, ondermijnen de boodschap in de klas. Leerlingen zien dit en vragen zich af waarom zij deze waarden moeten volgen als politici dat zelf niet doen. Dit maakt het voor docenten extra moeilijk om een veilige en respectvolle dialoog in de klas te waarborgen.

‘Politieke polarisatie maakt burgerschapsonderwijs lastiger’

Nederlandse leerlingen missen basiskennis samenleving

Voor de International Civic and Citizenship Education Study (ICCS) werden in 2022 door verschillende onderzoekers de burgerschapscompetenties en het burgerschapsonderwijs in 24 landen in kaart gebracht. Wat bleek? Vergeleken met landen die op ons lijken, zoals in Scandinavië, brengen Nederlandse leerlingen het er slecht vanaf met hun kennis over democratie en burgerschap. Ook geven leerlingen aan dat ze minder leren over burgerschap en over verschillende perspectieven op politieke en maatschappelijke onderwerpen. 

Uit het onderzoek van de promovendus komen soortgelijke resultaten. “We zien vooral dat de kritische dialoog weinig op gang komt in klassen, omdat leerlingen de dialogische vaardigheden missen om zo’n gesprek te voeren.” Daarmee doelt Weening onder andere op goed kunnen luisteren, samen te kunnen vatten, en door te kunnen vragen. 

Het stille midden wordt genegeerd

Weening observeerde een jaar lang lessen maatschappijleer en geschiedenis in verschillende klassen. Haar observaties doen verrassend veel denken aan de ‘grote-mensen-maatschappij’. “Wat we in gepolariseerde klassen vaak zien, is dat een aantal leerlingen een fel debat voert, en bezig is om anderen aan hun kant te krijgen. Ondertussen is het overgrote deel van de klas geen onderdeel van het gesprek.” Dat verschillende meningen bestaan, hoeft volgens haar niet problematisch te zijn. “Het gevaar is alleen dat vooral de extremen gehoord worden, terwijl het stille midden onzichtbaar blijft.”

‘Docenten kunnen samen met leerlingen gespreksregels opstellen als sociaal contract’

Wat werkt in de klas?

De eerste resultaten van het onderzoek zijn bemoedigend: leerlingen vinden gesprekken over maatschappelijke thema’s relevant en zien in dat het voeren van die gesprekken belangrijk is. Wel geven leerlingen aan graag een paar ‘succeservaringen’ op te willen doen, waarin ze veilig en constructief hun eigen mening hebben kunnen delen in de klas.

Hoe moet een les er dan uitzien? Volgens Weening is het belangrijk dat docenten niet hoeven te verwachten om met 32 leerlingen een goed klassikaal gesprek te kunnen voeren. Dat kan anders, vertelt de promovendus: “Gesprekken in tweetallen of in kleine groepjes kunnen ook heel waardevol zijn. Zo kunnen leerlingen vaker en met meerdere leerlingen succeservaringen opdoen.” Tot slot adviseert ze om de gehele klas verantwoordelijk te laten zijn voor het gesprek. Daarvoor kunnen docenten samen met hun leerlingen gespreksregels opstellen, als een soort sociaal contract. Dat helpt om verwachtingen helder te maken, en bij de reflectie achteraf: “Een goede kritische dialoog gaat niet alleen over wat er gezegd wordt, maar ook over de manier waarop: ‘Voerden we een dialoog of een debat?’, ‘Is iedereen wel gehoord?’”

Dat de klas dus een minimaatschappij zou zijn, is misschien een onheilspellende metafoor in het huidige maatschappelijke klimaat. Maar de lessen van Weening voor docenten en klassen bieden juist kansen: wat werkt in de klas, werkt misschien ook in die ‘grote-mensen-samenleving’. Haar onderzoek wordt naar verwachting volgend jaar gepubliceerd. 

Eindredactie door Victor Schipper

Steun Red Pers

Je las dit artikel gratis, maar dat betekent niet dat het Red Pers niets heeft gekost. Wij bieden jonge, aspirerende journalisten een podium én begeleiding. Dat kunnen we nog beter met jouw steun. Die steun komt met twee voor de prijs van één, want onze sponsor matcht jouw donatie. Geef jij ons vijf euro? Dan ontvangen wij een tientje.

Over de auteur:

Emma Timmermans (2002, zij/haar) studeerde Philosophy, Politics and Economics en startte tijdens haar studie als speechschrijver en retorica trainee met het doel om meer verhalen én sprekers een podium te geven. Ook werkt ze als programmamaker en redacteur bij De Kiesmannen, om jongeren op een laagdrempelige, informatieve en vooral enthousiaste manier meer te leren over politiek en burgerschap. Bij Red Pers wil ze die twee werelden middels de journalistiek verbinden.

Lees ook:

Zoeken

Nieuwsbrief

Elke drie weken houden we je op de hoogte van wat we schreven en wat we lazen in de Red Pers-nieuwsbrief.

Doneren

Wij bieden jonge, aspirerende journalisten een podium én begeleiding. Dat kunnen we nog beter met jouw steun. Die steun komt met twee voor de prijs van één, want onze sponsor matcht jouw donatie. Geef jij ons vijf euro? Dan ontvangen wij een tientje.