Het is een heldere, rustige ochtend in Amman als Samir Mustafa Abu Dhais met trots in zijn ogen de deur opent van zijn kleine, bijzondere museum. Vandaag leidt hij me rond door zijn verzameling Palestijnse antiquiteiten, foto’s en boeken – een leven aan schatten die hij onlangs uit zijn huis heeft verplaatst om ze met de wereld te delen.
Hij opende het museum pas een maand geleden. Zo’n 2.000 zorgvuldig uitgezochte stukken liggen er klaar om bewonderd te worden; allemaal om de geschiedenis die hem definieert te behouden en door te geven.
Vanaf het moment dat Samir gedwongen werd zijn thuisland te verlaten, maakte hij het zijn missie om zijn verhaal te herinneren en te delen. “Jongeren in het westen, zelfs in Amerika, beginnen het ware verhaal te begrijpen,” zegt hij. Hij gelooft dat de komende generatie het Palestijnse verhaal eindelijk zal leren en eren zoals hij het zelf heeft geleefd: “zoals het echt was,” aldus Samir.
Nu vertel ik jullie graag Samirs verhaal, zoals hij beloofde dat het echt was.
Vroegere levens uitgewist
Het was 1948. Samir was pas 11 toen hij en zijn familie gedwongen werden om hun geboortedorp Lubieh, nabij Tiberias, te ontvluchten. Na onophoudelijke bombardementen hadden ze geen andere keuze dan alles achter te laten. Dit jaar zou later bekendstaan als de Nakba – Arabisch voor ‘catastrofe’ – toen de staat Israël werd uitgeroepen en duizenden Palestijnse families werden verdreven.
Samirs familie klom haastig in een vrachtwagen. Onderweg naar Libanon zag Samir zijn speelkameraadje Warda op dezelfde weg lopen. Hij smeekte zijn oom om te stoppen en haar op te halen, maar zijn oom schudde alleen zijn hoofd: “Ben je gek?!” Stoppen was te gevaarlijk, ze konden niet weten wat er zou gebeuren. En zo zag Samir hoe Warda in de verte verdween. Hij zag haar nooit meer terug.
Foto’s van Samirs familie gemaakt in Souq al Gharb, Libanon. Beeld: Lara Lamie
Zoals veel Palestijnen nam Samirs familie de huissleutel mee, met de verwachting terug te keren. Het zou immers slechts tijdelijk zijn. Samir verzamelde later meer van zulke sleutels, die hij symbolisch the keys of return noemde.
Vele jaren later, toen Samir terugkeerde naar Lubieh, vond hij echter enkel puin waar zijn huis ooit stond. Elk huis dat hij zich herinnerde was weg, vervangen door de Israëlische nederzetting Lavi, waar inmiddels ongeveer 600 vooral Afrikaans-Joodse families in nieuwe houten huizen wonen. De 2.500 Palestijnen die Lubieh ooit bevolkten, waren gewist; hun levens en herinneringen vervangen door een nieuwe werkelijkheid.
Na een lange rit naar Libanon kwam Samirs familie aan in het plaatsje Souq al Gharb, waar ze tijdelijk mochten verblijven in een zomerresort – daarna zouden ze terug kunnen keren naar Palestina, was het idee. “Het werd een zes jaar durend zomerverblijf,” grapt Samir. Samir en zijn broers en zussen waren welkom op de plaatselijke school, en het leven begon langzaam vooruit te gaan, al werd het geld met de dag schaarser.
De 2.500 Palestijnen die Lubieh ooit bevolkten, waren gewist; hun herinneringen vervangen door een nieuwe werkelijkheid
Na verloop van tijd werd duidelijk dat terugkeren naar Lubieh onmogelijk was. Samirs vader werd steeds wanhopiger, en de familie wist dat ze hun plannen moesten aanpassen. Met connecties in Koeweit verlieten ze Libanon. Kort daarna vertrok Samir naar Caïro om bedrijfskunde en Islamstudies te studeren. Een baan voor zijn vader bracht het gezin later naar Amman, waar Samir zich uiteindelijk bij hen voegde en waar hij tot op de dag van vandaag woont.
Een tafeltje en een Perzisch tapijt
Samirs fascinatie voor antiquiteiten begon in zijn jeugd, aangewakkerd tijdens reizen naar Jeruzalem en andere Palestijnse steden met zijn vader. Deze reizen onthulden de archeologische rijkdom van zijn thuisland. In 1947 kocht zijn vader zijn eerste antieke stukken, een Perzisch tapijt en een klein tafeltje, van een Joodse vrouw genaamd mevrouw Guzman, die haar hotel in Tiberias sloot. Het markeerde het begin van Samirs levenslange verzamelreis.
Na de Nakba dacht Samir vaak aan dat tapijt en tafeltje. In Libanon zag hij soortgelijke stukken, maar hij zou zijn vader nooit vragen om ze te kopen. “Er waren belangrijkere zaken aan zijn hoofd, zoals het verdienen van de kost.”
De eerste keer dat Samir zelf een antiek voorwerp kocht, was in Caïro. Samen met een van zijn professoren bezocht hij Khan-al-Khalili, de grootste markt in Caïro. Aangemoedigd door zijn professor kocht hij een Ottomaanse fles van zo’n 120 tot 130 jaar oud. Eenmaal gesetteld in Amman, groeide zijn collectie enorm.
Abandoned Property
Toch ontbrak er iets in zijn collectie van voornamelijk Palestijnse foto’s en antiquiteiten: Palestijnse boeken. In bijna vijftig jaar van verzamelen vond Samir slechts vier of vijf Palestijnse boeken van de periode vóór de Nakba; ze waren bijna onmogelijk te vinden.
Toen kwam hij in 2011 een Palestijns tijdschrift op eBay tegen, aangeboden door een Israëlische verkoper. Samir kocht het en vroeg of de verkoper meer tijdschriften, of misschien zelfs boeken had. Het antwoord was ja, en Samir greep zijn kans. In de daaropvolgende 12 jaar verzamelde hij meer dan 400 Palestijnse boeken.
Toen hij zijn nieuwe aanwinsten onderzocht, viel hem iets op: op veel van de boeken en tijdschriften waren kleine stickers met Hebreeuwse opschriften geplakt. Geïntrigeerd nam hij contact op met een Israëlische wetenschapper om te helpen met vertaling en onderzoek. Het bleken aantekeningen te zijn over waar elk boek vandaan was gehaald, vaak met namen van Palestijnse families, locaties van huizen, of bibliotheken waar de boeken vandaan kwamen. Elk item was ook gemarkeerd met ’AP’ (‘ARA’) wat staat voor Abandoned Property.
Diep geïntrigeerd vervolgde Samir zijn onderzoek naar de herkomst van zijn boeken. Hij nam contact op met Israëlische geleerden en met Benny Brunner, een Israëlisch-Nederlandse filmmaker. Brunner had een documentaire gemaakt waarin hij precies het fenomeen onderzocht dat Samir op het spoor was gekomen. De film was gebaseerd op uitgebreid onderzoek door een team van wetenschappers, historici, journalisten en studenten, allemaal met de missie om de bestemming van de Palestijnse literatuur te achterhalen.
Samir ontdekte hierdoor dat vanaf 1948 meer dan 90.000 Palestijnse boeken in beslag waren genomen door de Nationale Bibliotheek van Israël. Nog eens 29.000 boeken zouden zijn vernietigd, omdat ze naar verluidt antizionistische inhoud zouden hebben. De omvang van deze culturele ontvreemding gaf Samirs verzameling een nieuwe betekenis en maakte zijn collectie tot een getuigenis van niet alleen de Palestijnse geschiedenis, maar ook van de veerkracht van een cultuur die bijna was uitgewist.
Vastberaden om dit verhaal te delen, besloot Samir zijn eigen boek over het onderwerp te schrijven. Hij noemde het The Great Book Robbery of Palestine 1948: The Recovery – een hoopvolle variatie op Brunners documentaire. In zijn boek beschrijft Samir hoe het terugvinden van de boeken voor veel Palestijnen die de Nakba hebben meegemaakt, ook een poging is om de Palestijnse culturele en etnische identiteit terug te winnen. Alle opbrengsten van het boek gaan naar een goed doel voor kinderen in Gaza.
Samirs museum is veel meer dan een verzameling objecten; het is een levend bewijs van veerkracht en vastberadenheid om een bijna verloren erfgoed te bewaren. In Amman wordt Samir met recht de erfgoedbewaarder van Palestina genoemd. Met elke foto, antiek stuk en Palestijns boek deelt hij niet alleen zijn eigen geschiedenis, maar ook de verhalen van duizenden lotgenoten.
Eindredactie door Tessa van den Heuvel