De groei en uitzaaiing van een kankergezwel vindt plaats in zes fases. Als eerst worden groeiversnellers geactiveerd die zorgen voor een versnelling van de celdeling (fase 1). Signalen die deze groei normaal gesproken remmen, worden onderdrukt (fase 2). Omdat deze signalen niet meer doorkomen stopt de uitschakeling van ongewenste cellen, en worden de kankercellen onsterfelijk (fase 3). Vanaf dit moment worden de kankercellen ongeremd gedeeld (fase 4). Ze kunnen hun eigen bloedtoevoer genereren (fase 5), en zo over het hele lichaam verspreiden (fase 6). De kankercel is er bij het verspreiden op gericht om elke dwarsligger uit te schakelen.
Wat heeft dit met kapitalisme te maken? Best veel, betoogt schrijver en socioloog José Henrique Bortoluci. In Wat van mij is, dit voorjaar in Nederlandse vertaling verschenen bij De Arbeiderspers, schetst de Braziliaan een portret van zijn zieke vader Didi. Een leven vol fysieke problemen bereikte in 2021 zijn climax met een darmkankerdiagnose. Bortoluci reconstrueert Didi’s leven aan de hand van gesprekken die hij met zijn vader voerde ten tijde van zijn ziekte. Daaruit blijkt hoe ‘groei omwille van de groei’ niet alleen in zijn vaders lichaam huist, maar ook tekenend is geweest voor de recente Braziliaanse geschiedenis.
Sigaretten, cachaça en gefrituurd vlees
Aan huis gekluisterd in een voorstad van São Paulo vertelt Didi over zijn leven als vrachtwagenchauffeur en de tol die hij daarvoor met zijn lichaam betaald heeft. In de jaren 60 was het een aantrekkelijk beroep voor jonge mannen uit de Braziliaanse arbeidersklasse, omdat het de mogelijkheid gaf zonder diploma’s eigen baas te zijn. In de reclamespotjes van de transportbedrijven werd alleen niet verteld over de oneindige risico’s die de truckers te wachten stonden: de kosten van materiaal en onderhoud bijvoorbeeld, die maar bleven oplopen door de slechte infrastructuur in grote delen van het land; de lange periodes van afwezigheid omdat er elke dag weer een nieuwe klus naar een nieuwe bestemming te wachten stond; en het dieet wat bestond uit sigaretten, cachaça (Braziliaanse rum) en gefrituurd vlees. Gevolgen hiervan zijn de opeenstapeling van blindedarmontstekingen en hartfalen die hem al vanaf zijn veertigste parten beginnen te spelen.
In de reclamespotjes van de transportbedrijven werd niet verteld over de oneindige risico’s die de truckers te wachten stonden
Orde en Vooruitgang
Bortoluci beschrijft Didi’s ziekte tegen de achtergrond van de Braziliaanse politieke geschiedenis. Zijn vader begon het leven als trucker vlak na de staatsgreep in 1964, waarin de Braziliaanse legerleiding president João Goulart afzette, het parlement ontbond en maarschalk Castelo Branco tot president verklaarde. De militaire junta zou tot 1985 aanblijven. Het nationalistische motto uit dit tijdperk, Ordem e Progresso (Orde en Vooruitgang), wappert nog steeds op de iconische nationale vlag. Want naast het platslaan van elke vorm van onrust en verzet, was vooruitgang het sleutelbegrip in de legitimiteit van het regime.
In de westerse wereld onthaald als een economisch wonder, industrialiseerde Brazilië in rap tempo in deze periode. De economie groeide eind jaren 60 en begin jaren 70 met gemiddeld 8 procent per jaar, grote steden als Rio de Janeiro en São Paulo barstten uit hun voegen en het grote publiek kon in korte tijd goed wennen aan moderne consumptiegoederen zoals koelkasten, tv’s en auto’s.
Truckers zoals Didi waren de pioniers van deze vooruitgang. Zo voerde hij materialen aan voor de bouw van kerncentrales en elektriciteitsnetwerken en bracht grind en levensmiddelen over zandweggetjes tijdens de aanleg van de Transamazônica-snelweg. Dit gigantische infrastructuurproject uit de jaren 70 werd gekenmerkt door een agressieve poging van de junta om het Amazonegebied te gebruiken voor haar economische doeleinden. Het was de belichaming van wat Bortoluci de ‘kolonisering van het Amazonegebied’ noemt, waarbij de snelweg steeds grotere delen van het gebied in vernieling achterliet – als een uitzaaiende kankercel.
Bortoluci ziet het als de eerste akte in een langslepend toneelstuk van Braziliaanse uitputtingspolitiek. In de periode tussen 2018 en 2021, grofweg de regeerperiode van Jair Bolsonaro, is er 34.000 vierkante kilometer aan regenwoud verloren gegaan; de extreemrechtse oud-president staat bekend om zijn innige relatie met de Braziliaanse agro-industrie. Daarnaast slaagde Bolsonaro erin landrechten af te nemen van inheemse bevolkingsgroepen en klimaatwetenschappelijke instanties op te doeken – je zou het uitgeschakelde groeiremmers kunnen noemen.
Felipe Colla de Amorim, promovendus aan het Instituut voor Geschiedenis aan de Universiteit Leiden, beaamt dat dit vooruitgangsdenken nog steeds de Braziliaanse politiek bepaalt. “Het idee dat Brazilië, om een daadwerkelijke rol te spelen op het wereldtoneel, zichzelf economisch moet ontwikkelen is een hardnekkig idee dat nog steeds wijdverspreid is. Dat is in recente jaren niet anders geweest dan in de jaren van de militaire dictatuur; kijk maar naar de megalomane stadionprojecten die in korte tijd uit de grond werden gestampt voor de Olympische Spelen (2016) en het WK voetbal (2014).”
Van trucker naar flexwerkende Uberchauffeur
Hoe zit dat nu, sinds Bolsonaro de verkiezingen verloor van Lula da Silva in 2022, een man die internationaal bekendstaat om zijn progressieve klimaatbeleid? Colla de Amorim: “Wanneer het gaat om ontwikkeling, hebben linkse partijen in Brazilië veel meer gemeen met nationalistisch rechts dan ze zouden willen toegeven. Lula’s partij Partido dos Trabalhadores gelooft erin progressief beleid te voeren door werkende mensen de mogelijkheid te geven meer en meer te consumeren, en daarvoor is die economische ontwikkeling nodig. Dus ondanks dat Lula internationaal de aandacht trok als een soort anti-Bolsonaro die het Amazonegebied zou kunnen behoeden voor massale ontbossing, wordt er in de Amazonerivier nog steeds naar olie geboord vanwege die economische doeleinden.”
‘Linkse partijen in Brazilië hebben soms meer gemeen met nationalistisch rechts dan ze willen toegeven’
Wanneer het om Bolsonaro gaat, wordt de vergelijking met Trump al snel getrokken. Zij staan allebei vooraan in de cultuuroorlog tegen abortus, diversiteitsbeleid en lhbtqia+-rechten. Daarnaast heeft Bolsonaro een imago weten te creëren van dat van de politieke outsider, die goed begrijpt waar de frustraties bij een groot deel van de bevolking vandaan komen.
Bortoluci beschrijft hoe mensen zoals zijn vader vooral met afschuw naar politici kijken, als zakkenvullers die maar weinig gedaan krijgen. Volgens Colla de Amorim zijn het vooral deze mensen die Bolsonaro weet aan te spreken: “Hij belichaamt het sentiment dat politici vooral corrupt zijn. Dat is, gek genoeg, ook waar je heel duidelijk zijn nostalgie naar de militaire junta in terugziet. Hij houdt vast aan de misvatting dat er tijdens de dictatuur geen corruptie was, omdat het leger wordt geassocieerd met orde, hiërarchie en duidelijkheid.”
Wat daar nog bij komt, is de aantrekkelijke boodschap die de oud-president heeft voor kansarme jongeren. “Omdat vakbonden verdwijnen en het arbeidsrecht is uitgehold bieden linkse partijen geen antwoord op economische frustraties. Bolsonaro begrijpt dat en prijst het ideaalbeeld van ondernemerschap en onafhankelijkheid aan om omhoog te klimmen. De truckers van toen zijn nu flexwerkende Uberchauffeurs die zelf hun uren bepalen en geen baas hebben die over hun schouder meekijkt.” Bolsonaro’s fascinatie voor het leger en zijn economische programma blazen het Ordem e Progresso-mantra van vroeger nieuw leven in. Groeiremmers als klimaatinstanties en arbeidsrechten worden hierbij automatisch uitgeschakeld.
Een wandelende milieuramp
Op weerzinwekkende wijze laat Bortoluci de echo’s uit zijn vaders verleden doorklinken in zijn kritiek op het hedendaagse Braziliaanse kapitalisme. Net als Didi’s longen, verschroeid van de sigarettenrook, zijn de ‘longen van de aarde’ het slachtoffer geworden van kaalslag en uitputting.
Bortoluci laat zien dat groei tegen elke prijs inderdaad niet gratis is: niet voor de mensen die eraan meewerken, niet de samenlevingen die er al dan niet enthousiast mee instemmen, en niet voor de natuur, die er waarschijnlijk het grootste slachtoffer van is. “Ik ben een wandelende milieuramp”, merkt Didi op, terwijl zijn zoon een incontinentieluier met een mengsel van verdwaalde materie, urine en stukjes tumorweefsel tussen zijn billen vandaan haalt. De nalatenschap van de behoefte om alsmaar te groeien, in zowel Didi’s werkende leven als in zijn lichaam, is een bundeltje met uitscheiding dat je niet eens stront kunt noemen.
Eindredactie door Tessa van den Heuvel