Uit de Rijksbegroting voor 2024 blijkt dat het voor het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties niet langer meer van belang is om uit te gaan van het gedachtegoed van het New Public Management. In plaats daarvan zou de overheid moeten werken vanuit het toevoegen van ‘publieke waarde’. En dus zwaait Nederland af van de sturingsfilosofie die sinds de tweede helft van de vorige eeuw domineerde.
Sturingsfilosofie
Een sturingsfilosofie is de modus operandi, ofwel de manier van werken, van het openbaar bestuur en haar coördinatie. John Grin, professor publiek beleid en bestuur aan de Universiteit van Amsterdam, vertelt dat Nederland door de jaren heen grofweg drie modi kent. “Voor de jaren ‘80 domineerde de traditionele, meer bureaucratische sturingsfilosofie, van een grote en centrale overheid die met name door regelgeving en financiële instrumenten, zoals belasting en subsidie, kan sturen. Vanaf de jaren ‘80 nam het enthousiasme voor dat gedachtegoed af, vanwege de toenemende overheidsuitgaven, een kwetsbaardere economie en toenemende werkloosheid in Nederland.”
Nederland was niet de enige. Aangedreven door het neoliberale gedachtegoed van Margaret Thatcher (VK), en Ronald Reagan (VS), werd er een nieuwe manier van werken voor de overheid geïntroduceerd: die van de markt. Grin legt uit dat in dit denken de focus op efficiëntie, doelmatigheid en privatisering sterk is. Met het aantreden van kabinet Lubbers I werden de hervormingen doorgevoerd; het zogenaamde New Public Management had haar aantreden gedaan.
Een nieuwe vocabulaire
Binnen het New Public Management staat het marktdenken centraal. De overheid levert doelmatig, zakelijk én efficiënt diensten aan burgers. Een nieuw referentiekader werd in de private sector gevonden, en daar hoorde ook nieuwe vocabulaire bij: ‘overheidsmanagers’, ‘calculerende burgers’, en ‘producten en diensten’. Die calculerende burger stelt zich, volgens dit gedachtegoed, op als een klant, die al rationeel berekenend diensten en goederen van haar overheid afneemt.
Grin: “De ‘calculerende’ burger zou bijvoorbeeld milieuvriendelijk gaan handelen als ze statiegeld zou moeten betalen. Ook zou de ‘calculerende’ burger zeker gaan werken als een uitkering een stuk minder geld op zou leveren dan een nieuw inkomen. En in het gemeentehuis? Daar is de calculerende burger een klant en kan hij terecht bij het ‘klant- en contactpunt’.
De overheid is niet slechts een bedrijf, en de burger niet slechts een klant
Daar schuilt het idee achter dat een overheid kan sturen op dingen die meetbaar zijn, legt Grin uit. Maar sommige indicatoren zijn lastiger te meten. Grin: “Zo is het makkelijker te sturen op of iemand wel of niet een baan heeft, maar minder makkelijk om te kijken of mensen in hun werk wel tot hun recht komen; of ze daar gelukkig zijn. Het is makkelijk om te sturen op het aantal doktersbezoeken dat iemand aflegt, of het aantal medicijnen dat iemand slikt, maar lastiger om te kijken of daarmee ook onderliggende stress door andere omstandigheden wordt weggenomen.”
Het roer om
Op dit soort ‘menselijke’ indicatoren is het dus lastiger te sturen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelde vorig jaar dat die menselijke maat zoek is. De destijds demissionair minister Hugo de Jonge stelde daarom dat het tijd is om te werken aan een overheid die ‘betrouwbaar, dienstbaar, en rechtvaardig’ is. En alhoewel efficiëntie en doelmatigheid nog steeds nastrevenswaardig blijven, moet de zogenaamde ‘verkokerde sturing’ en de fixatie op ‘prestaties van eigen organisatie’ opgedragen vanuit het New Public Management nu plaats gaan maken voor een alternatief.
Betekent dat dan dat het New Public Management niet samen gaat met een overheid die ‘betrouwbaar, dienstbaar en rechtvaardig’ is? Grin weet één ding zeker: iedere sturingsfilosofie kan sommige dingen beter, en sommige dingen minder goed dan anderen.
Het New Public Management heeft het in ieder geval lastiger met het meten van het bredere menselijk welbevinden. Overheidshandelen moet naast eisen van efficiëntie en doelmatigheid ook kunnen voldoen aan de eisen van de rechtsstaat en democratie. De overheid is niet slechts een bedrijf, en de burger niet slechts een klant. En dus wordt er ruimte gemaakt voor een alternatief. Een die stelt dat de overheid zou moeten werken vanuit het toevoegen van ‘publieke waarde’.
Nu is het aan ons
Dat alternatief is gestoeld op het gedachtegoed van het New Public Governance, ofwel netwerksturing. Grin legt uit dat binnen deze filosofie al een tijd grond wint in Nederland – deels als reactie op het New Public Management. Volgens het New Public Governance zou het niet de markt, maar gemeenschappen, of netwerken, moeten zijn die sturen. Denk aan energiecoöperaties in woonwijken, waarin groepen bewoners de handen in een slaan om samen hun stad of dorp te verduurzamen.
‘Er liggen allerlei kiemen in de samenleving, ze moeten alleen wel gezien en gemobiliseerd worden’
Daarom is het volgens Grin ook geen verrassing dat juist Hugo de Jonge – als christendemocraat – pleit voor netwerksturing: “Juist om de vertrouwensvolle samenwerking binnen gemeenschappen weer belangrijker te maken.” Dat zou volgens Grin Juist in tijden van verminderd politiek vertrouwen, goed kunnen zijn voor de samenleving en democratie.
Dat gaat wel gepaard met uitdagingen. Juist nu polarisatie toeneemt, en vertrouwen in de politiek mindert, wordt de zwakte van netwerksturing duidelijk. Dat werkt namelijk alleen in contexten waarin mensen geneigd zijn tot vertrouwensvolle samenwerking, en dat is lang niet meer vanzelfsprekend. En dus moet dit nieuwe plan concurreren met de politieke werkelijkheid.
Een appèl
Het New Public Governance doet een appèl op de samenleving. Daarom vindt Grin het jammer dat het idee nog weinig aandacht heeft gehad, juist omdat het moet resoneren met – bijvoorbeeld – het maatschappelijk middenveld. Er is namelijk bewijs dat het kan werken.
Grin wijst naar buurtinitiatieven en energiecoöperaties in woonwijken, die laten zien dat mensen samen dingen kunnen regelen. “Er liggen allerlei kiemen in de samenleving, ze moeten alleen wel gezien en gemobiliseerd worden.”
Een tip
Grin heeft daarom een tip voor de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken: “Maak verbinding met dat maatschappelijk middenveld. Herken wat in de samenleving speelt, en mobiliseer dat.” Maar, waarschuwt Grin, het is een lastig spel. Polarisatie en wantrouwen zitten in de weg, terwijl juist verbinding en vertrouwen de sleutel tot succes zijn, stelt hij. Wie dit spel goed kan spelen, kan een appèl doen op de mensen die het kunnen, en moeten, gaan oppakken.
Eindredactie door Dieuke Kingma