Falco van Hassel (2000, hij/hem, woonplaats Wageningen) is zeven jaar als hij tijdens een vakantie op een markt kleine kooitjes vol met kippen ziet staan, die voor zijn ogen één voor één levend geplukt worden. “Ik was in shock,” vertelt Falco. Er ging een balletje rollen, vertelt hij: “we leven in een maatschappij die dieren onrecht aandoet. En daar sta ik niet achter.”
Falco is lang op zoek naar de beste manier om zich in te zetten voor dieren: vegetarisch eten, vrijwilligerswerk in een asiel, en zelfs de gedachte om ranger te worden in Afrika komt voorbij. Inmiddels staat hij, als jongste kandidaat voor de Partij voor de Dieren, twaalfde op hun kandidatenlijst voor de aankomende Tweede Kamerverkiezingen. “Jongeren nemen het perspectief van een nieuwe generatie en een langetermijnvisie mee.”
Uit zoveel opties heb je gekozen voor de politiek. Waarom?
“Tijdens de open dag van mijn eerste studie – Dierenmanagement in Leeuwarden – zei een docent dat de meest effectieve manier om je in te zetten voor dieren niet is door mét dieren te werken, maar vóór dieren, aan de beleidskant. En dat zette mij aan het denken. Daarom ben ik mij daarop gaan focussen: ik ben op mijn 16e lid geworden van de Partij voor de Dieren. Met 18 ben ik stage gaan lopen voor de Tweede Kamerfractie.”
Je noemde het al: je hebt Dierenmanagement gestudeerd in Leeuwarden, en daarna Animal Sciences in Wageningen. Hoe neem je je achtergrond in deze opleidingen mee in je huidige werk?
“Animal Sciences was van oorsprong echt een veehouderijstudie. Het was een ietwat gekke keuze voor iemand die lid is van de Partij voor de Dieren, die zich wil inzetten voor dierenrechten, maar ik wilde alles over de sector weten. Dat heeft geleid tot hele interessante gesprekken en discussies met medestudenten, die me inzicht hebben gegeven in waarom die mensen denken dat wat zij doen juist is. Ik sta daar niet achter, ik ben ervan overtuigd dat het fokken, gebruiken en doden van dieren niet ethisch verantwoord is en dat we daarmee moeten stoppen. Maar ik heb wel leren inzien waar de ander vandaan komt. Wat motiveert mensen in die sector, wat vinden ze belangrijk? Ik ben door die gesprekken en discussies niet per se genuanceerder of minder radicaal gaan denken, maar ik denk dat het waardevol is dat je degene aan de andere kant begrijpt.”
Pas je dat algemeen toe of gaat dat – als ik het een beetje invul – op dit moment misschien vooral over samenwerking met bijvoorbeeld de BBB?
“Ook in het algemeen. Als je kijkt naar welke partijen écht iets willen doen aan de veehouderij, welke partijen zien dat het fokken en doden van 500 miljoen dieren per jaar in Nederland niet houdbaar is, dan staat de Partij voor de Dieren daar vrij alleen in. Er zijn gelukkig steeds meer partijen die vinden dat we van de intensieve veehouderij af moeten, maar een perspectief waarin het dier centraal staat, zie je eigenlijk alleen bij ons. Dus we moeten de veehouderij afbouwen vanwege klimaat, en vanwege natuur, maar ook vanwege het leed dat dieren ondergaan in deze sector. Dat zie je bij andere partijen weinig terugkomen.”
Juist omdat de Partij voor de Dieren een van de weinige partijen is die dat onderwerp zo prominent in het programma opneemt, kan ik me ook voorstellen dat het heel hard werken is voor gematigde resultaten. Hoe blijf je gemotiveerd om je te blijven inzetten?
“We zijn bezig met een langetermijnstrijd. Dit is niet in een paar jaar geregeld. Het is belangrijk om dat voor ogen te houden. En het is belangrijk om successen te vieren. We zien dat de maatschappij verandert, dus we hebben politieke successen, maar ook maatschappelijke successen. Je ziet dat er véél meer aandacht is voor het klimaat, maar ook voor natuur en dieren. Dat zijn hoopvolle ontwikkelingen. Soms krijgen we het voor elkaar om wetten aan te passen, en om moties aangenomen te krijgen. Dat moet je vieren. Dat zijn stappen in de juiste richting. Verder vind ik het een positieve ontwikkeling dat steeds meer partijen pleiten voor een krimp van de veehouderij en van de bio-industrie. Bijvoorbeeld D66, die sinds een paar jaar ook vindt dat we minder dieren moeten fokken. Je ziet daarmee dat onze houding van het doorbreken van dit soort taboes, door andere partijen wordt overgenomen. Dat is uiteindelijk hoe je maatschappelijke verandering creëert.”
Jij bent de jongste op de lijst van de Partij voor de Dieren. Wat kunnen jongeren specifiek bijdragen in de Tweede Kamer?
“De langetermijnvisie. Dat het niet alleen gaat om de komende vier jaar en de waan van de dag. Alle jongeren die ik spreek maken zich zorgen om hun toekomst, de toekomst van de planeet, de toekomst van het land. Dat gaat zo veel verder dan de komende vier jaar. Ik zou het mooi vinden als de overheid een visie zou hebben van dertig, veertig, of vijftig jaar, waarin de vraag centraal staat hoe we langetermijnproblemen aan gaan pakken. Als we klimaatwetenschappers moeten geloven wordt het voortbestaan van alle jongeren bedreigd. We staan voor radicale keuzes die gemaakt moeten worden. Want ons voortbestaan zou het allerbelangrijkst moeten zijn. Ik denk dat jongeren daar heel veel aan kunnen toevoegen. Ze nemen het perspectief van de nieuwe generatie mee.”
De oudste Kamerleden zijn de 70 al gepasseerd. Daarmee heb jij zo’n 50 jaar leeftijdsverschil. Waar denk je dat de grootste raakvlakken en verschillen zitten tussen jonge en oudere kandidaten?
“Da’s natuurlijk lastig, want niet alle jongeren denken hetzelfde, en alle ouderen ook niet. We hebben ook Kamerleden die niet meer onder ‘jongeren’ vallen maar zich wel heel hard inzetten voor een langetermijnvisie, en het tegengaan van de klimaatcrisis, dan jongere leden van – ik noem maar wat – bijvoorbeeld de VVD. Het is dus niet zwart-wit. Ik denk dat het vooral belangrijk is dat de Tweede Kamer een mix heeft van jonge mensen die zich zorgen maken en radicale verandering willen, en oudere mensen met meer ervaring en expertise. Tussen klimaatactivisten zitten bijvoorbeeld ook mensen van 70 jaar en ouder, dat vind ik fantastisch. Er zit dus geen heldere scheidingslijn tussen jongeren en ouderen, maar ik denk wel dat het terecht is dat het perspectief van jongeren gehoord wordt in de politiek. En hiervoor is stap één meer jongeren de politiek in krijgen.”
Hoe zie jij de komende verkiezingen, en de vier jaar daarna, tegemoet?
“Het is belangrijk dat we optimistisch blijven. We hebben met hele grote uitdagingen te maken, maar ik vind dat we het toekomstige generaties verplicht zijn om hoopvol te blijven. Als je nu de hoop opgeeft, en zegt dat het allemaal geen nut meer heeft, dat we te laat zijn en dat de hele wereld eraan gaat, dan bereik je niets meer. Dus ondanks dat ik zie in wat voor enorme crisis we zitten, ben ik optimistisch. Als we alles op alles zetten, is het mogelijk.”
Eindredactie door Rens van der Beek