Het woord proleet, daar is wat fundamenteel mis mee, vindt Bas Keemink. “Een proleet wil je niet zijn. Maar de gegeven definities maken het zeker niet sjiek om anderen zo te noemen.”
Voorheen was het woord ‘proleet’ iets dat ik weleens hoorde van een corpslid of oudoom op een verjaardag. Maar de afgelopen twee jaar lijkt de proleet opeens overal. Onlangs zat ik nog fanatiek mee te knikken toen iemand beweerde dat de gemiddelde wintersporter een proleet is, terwijl ik tegelijkertijd de dagen aftel voor mijn volgende wintersport. Er is niet veel creativiteit nodig om te bedenken dat het woord proleet ooit is afgeleid van proletariër, waarmee de werkende klasse wordt aangeduid. Waar komt dit verwaande taalgebruik toch vandaan?
In eerste instantie leek het vooral met een humoristische ondertoon te worden gebruikt. Wanneer ik vroeg naar de reden om het woord proleet te gebruiken, hoorde ik vaak dat het voor de grap was en lekker bekt. Woorden die beginnen met harde medeklinkers bekken inderdaad lekker en worden vaak grappiger gevonden. Dit is één van de redenen dat scheldwoorden vaak met een ‘k’ of een ‘p’ beginnen. Het woord proleet ligt dáárom zo lekker in de mond.
“Proleten zijn hufters, laagopgeleiden, patsers, domme mensen, aso’s, mensen met dure kleren of zonder manieren”
Tot mij eigen verbazing ontdekte ik dat ik ook steeds vaker het woord proleet gebruik. Terwijl de populariteit van het woord groeit, lijkt het alsof de betekenis van het woord steeds minder belangrijk wordt. En daarom vroeg ik aan mensen wát ze nou precies bedoelden als ze het over proleten hadden. De antwoorden varieerden enorm, maar uit alle reacties droop een vorm van minachting. In de ogen van de mensen die ik deze vraag stelden zijn proleten hufters, laagopgeleiden, patsers, domme mensen, aso’s, mensen met dure kleren of zonder manieren. Daarbovenop hebben proleten vaak geld. Een proleet wil je niet zijn. Maar de gegeven definities maken het zeker niet sjiek om anderen zo te noemen.
Volgens de Van Dale is een proleet ‘een persoon zonder beschaving’. Het is arrogant om iemand anders als onbeschaafd weg te zetten. We zeggen niet voor niets geen Algemeen Beschaafd Nederlands meer, maar Standaardnederlands. Het gebruik van de term ‘beschaafd’ suggereert dat mensen die géén Standaardnederlands spreken onbeschaafd zijn.
In een etymologisch woordenboek kun je de historische herkomst van een woord vinden. Hierin staat dat het woord proleet in 1897 is overgewaaid uit het Hoogduits. Zoals eerder benoemd is het woord hiervoor afgeleid van proletariër. Het is aannemelijk dat in die tijd proleten als onbeschaafd werden gezien en vervolgens proleet werden genoemd. Hoewel het in die tijd misschien geaccepteerd was om neer te kijken op de werkende klassen, zou dit tegenwoordig verwerpelijk moeten zijn.
Het is erg ironisch dat een woord dat afkomstig is van proletariër nu wordt geassocieerd met het hebben van geld. Betekent dit dat Nederland een succesvolle meritocratie is geworden? Ik betwijfel het. Al klopt het wellicht dat de kans groter is geworden dat kinderen uit gezinnen met lage inkomens het financieel beter hebben dan hun ouders.
De hedendaagse proleet wordt volgens mij gebruikt als synoniem voor mensen die de uitstraling hebben alsof ze afkomstig zijn uit het voormalige proletariaat en nu opeens wél geld hebben. Dit lijkt een vorm van misgunnen en pretendeert dat je moet voldoen aan bepaalde etiquette van andere klassen om welvarend te mogen zijn. Als je niet voldoet aan deze eisen word je als proleet weggezet. Dit is misplaatste arrogantie.
Dit betekent niet dat je onbeschaafd gedrag niet mag veroordelen. Integendeel, een dialoog voeren over een mogelijke verharding van de samenleving of over huftergedrag is goed. Maar een woord dat is afgeleid van proletariër is ongepast voor deze dialoog. Het is überhaupt bedenkelijk om een woord te gebruiken dat zoveel minachting uitstraalt en staat voor een persoon zonder beschaving.
Maak asociaal gedrag vooral bespreekbaar, maar hiervoor is het woord proleet onnodig.
Bas Keemink (1994) woont in Rotterdam en studeerde filosofie in Tilburg. Hij schrijft het liefst essays met een filosofische insteek en is medeoprichter van de podcast “Ik zie, Ik zie, Filosofie!”. Dit is een gastbijdrage van Keemink aan Red Pers.