Net als de rest van jong Nederland maakt de Red Pershttps://redpers.nl/wp-content/uploads/2020/09/redperslogo-1.png deze zomer weer overuren op het terras. Fluitjes, frietjes, flirten: in de kroeg kruipt het leven langzaam voorbij. In terrasverhalen schrijft de https://redpers.nl/wp-content/uploads/2020/09/redperslogo-1.png over bijzondere ontmoetingen, gekke gebeurtenissen en awkward aanvaringen. Deze week het zevende deel bij de Spaghetteria.
Augustus loopt op z’n einde en langzaamaan ontwaakt Utrecht uit zijn zomerslaap. Als ik door de stad fiets op weg naar het terras, kom ik de eerste UIT-slapers tegen. Ze slenteren met hun rolkoffer en matje naar het studentenhuis waar ze de UIT-week (Utrechtse Introductie Tijd) zullen doorbrengen. Weemoedig denk ik terug aan mijn eigen UIT-week, alweer dik zeven jaar geleden.
Die week betekende de start van een nieuw avontuur en het begin van een nieuw leven: de studententijd. Vaak ‘de mooiste tijd uit je leven’ genoemd. Ik stuiterde destijds van opwinding door de trein van m’n hometown Groningen naar m’n nieuwe stadsie Utrecht.
De UIT werd een van de mooiste weken van mijn studententijd.
Ik fiets door het Wilhelminapark naar het terras van de Spaghetteria, bij de Adriaen van Ostadelaan. De straat waar ik dik vier jaar woonde. Toevallig heb ik vanavond ook afgesproken met drie jongens die ik bijna mijn hele studentenleven ken. In mijn tweede jaar ging ik voetballen bij Kampong, waar ik in een vriendenteam terecht kwam. In de zes jaar dat ik er speelde is het uitgroeit tot een hechte vriendengroep. Speelde, want ik heb mijn kicksen sinds juli aan de wilgen gehangen. Afgelopen seizoen zijn we kampioen geworden en het werd tijd voor iets nieuws. En je moet natuurlijk altijd stoppen op je hoogtepunt.
Met deze drie vrienden heb ik een traditie. Aan het begin of aan het einde van ieder seizoen gaan we altijd een keertje op het terras van de Spag eten. We bespreken dan van alles. Het gaat over de selectie, de kansen op het kampioenschap, maar natuurlijk ook over de meest recente geopolitieke ontwikkelingen. Kai, Stan en Tim zijn de echte vedettes en leiders van het team. Vooralsnog was ik gewoon de keeper, die zich af en toe verslaapt op zondagochtend en als de wind goed staat nog weleens een bal kan pakken.
De keuze om juist bij de Spag te gaan eten kan je opmerkelijk noemen. De keten is een van de velen die horecastad Utrecht heeft veroverd. Een paar jaar geleden kon je er nog goedkoop pasta eten, inmiddels is het een stuk duurder. Het heeft zich ontwikkeld tot vreetschuur. Er staan nummertjes voor de gerechten op de menukaart zodat mensen de naam van de pasta niet meer hoeven uit te spreken.
De keuze voor de Spag heeft een komische achtergrond. Kai is een type eeuwige student en hij geniet ervan om eens per jaar te mogen aantreden in een wit overhemd. Klassieke stuko stijl. Hij kijkt als afgestudeerd psycholoog graag bij de Spag rond om de nieuwe aanwas studenten te analyseren. Stan is nooit lid geweest bij een vereniging, maar wil sinds hij bij dit team zit heel graag alle termen, regels en mores leren van de studentenwereld. Een wereld die voor hij in het voetbalteam kwam, heel ver van hem afstond. En tenslotte Tim, die de gehele keten Spaghetteria haat en absoluut niet gezien wil worden op zo’n terras.
Ieder jaar begint de bijeenkomst dan ook met zijn openingswoorden: “Wat gênant dat we hier weer zitten.” Ik deel die mening, maar observeer gretig de wisselwerking tussen mijn vrienden. Om stipt 19:00 uur gaan we zitten aan onze wedstrijdtafel. Ieder heeft z’n witte hemd aan, de haartjes in het vet en de zonnebril op de neus. “Gasten, wat kan ik voor jullie inschenken?” vraagt de jongen die ons bedient met een ballenstem waar de heren van Jiskefet jaloers op zouden zijn. We beginnen met een Aperol Spritz, waar de fles van de prosecco al een dagje van open is. Het prik en de koolzuur van zowel de prosecco en de spa rood is ver te zoeken.
Het is rustig op het terras, dus Kai kan vandaag weinig analyseren. De ontgroening staat op het punt van beginnen, de eerstejaars en leden van verenigingen hebben wel andere dingen aan hun hoofd. Daarnaast: het is het einde van de maand, ome Duo is al een tijdje niet langs geweest.
Al snel ontstaat er een geanimeerd gesprek aan tafel. Het gaat over Amalia die geen lid wordt bij het A.S.C. (‘bij onze vereniging was zoiets nooit gebeurd’), over de politiek (‘dat CDA is echt lachwekkend’) en natuurlijk over de zomervakantie. Tijdens het eten van onze, nogmaals, dure pasta komen de bierviltjes op tafel. Hierop schrijft iedereen zijn favoriete opstelling en tactiek voor het komende seizoen. Als de borden worden opgehaald zet ik Stan weer voor het blok en herinner hem aan onze afspraak: we moeten nog altijd onze kampioenstatoeage zetten. Hij antwoordt: “Je moest ook tien keer de nul houden, dat was de afspraak.” Aan die afspraak heb ik geen actieve herinnering, dus zal ik hem blijven pushen om samen te gaan.
Waar we het vroeger in de kleedkamer hadden over pandapunten (de standaardvraag van Kai als je op zondagochtend brak de kleedkamer binnenkwam: “heb je je pandaspaarkaart kunnen verzilveren gisteren?”) en sterke verhalen over het uitgaan is het langzaamaan veranderd in burgerlijk geouwehoer. Of beter gezegd: burgerpraat. De gesprekken gaan over samenwonen, problemen in de relationele sferen, huizen kopen en wisselen van baan. Het heeft mij ook beslopen en stilletjes te pakken genomen. Het voelde een beetje als toen ik corona kreeg. Lange tijd wist ik het te ontlopen, maar na het Dansen met Janssen kreeg ik alsnog de volle laag.
Als we de tiramisu, cappuccino en limoncello achter de kiezen hebben, de lucht inmiddels Aperol-oranje is gekleurd en Tim eindelijk opgelucht adem kan halen dat niemand hem herkent heeft en we toch redelijk voldaan zijn stelt Kai het volgende voor: “Afpilsen bij Orloff? Ik denk niet dat wij hier worden uitgenodigd voor de naborrel.” De term afpilsen is relatief nieuw voor mij, het is de opvolger van de term doorpilsen, waarin het drinken omslaat in zuipen. Vergelijk het met invoegen op de snelweg. In versnelling drie maak je veel toeren, laat je de motor ronken en schakel je direct door naar z’n vijf. Bij afpilsen doe je dus het tegenovergestelde.
Het betekent dat je nog na het eten even een terrasje pakt voor een paar (speciaal)biertjes om vervolgens af te taaien als de jonge studenten de arena van terrassen en uitgaansgelegenheden betreden. Zo lig je op tijd naast je vriendin in bed en kan je fit de volgende dag naar je schoonfamilie. Iedereen blij. Aangezien ik die verplichting nog niet heb, probeer ik de heren na het afpilsen toch nog te verleiden voor een klein dansje en drankje. Zonder succes, ze willen naar huis.
Als ik terug naar huis fiets en de eerste groep studenten strompelend richting de stad zie lopen dringt, de geur van alcohol, zweet en braaksel mijn neus binnen. Ik herinner mij mijn ergste kater ooit. De hele dag zweten in bed, hoofdpijn en de halve dag boven het toilet. Ik schud die traumatische ervaring uit mijn gedachten. Soms is het ook wel fijn om burger te zijn. Even later kruip ik mijn bed in, kijk op m’n telefoon en zie het half een is. Mooi op tijd thuis. Morgenochtend lekker bootcampen.
Met medewerking van Daan Stoop