De Amsterdamse twintiger zonder jubelton of vroeggekochte bitcoin zoekt huisgenoten. Wooncorporaties willen woningdelers graag faciliteren met ‘friendscontracten,’ maar de gemeenteraad heeft de afgelopen jaren juist beperkende regels ingevoerd. Zou platonisch samenwonen niet makkelijker moeten zijn?
De personages uit de populaire jaren negentig-serie Friends zijn nog altijd een ideaalbeeld van gezellig samenwonen; wooncorporaties hebben zelfs een woningdeelcontract naar ze vernoemd, het zogeheten friends-contract. Maar gezelligheid is voor slechts acht procent van de Amsterdamse woningdelers de belangrijkste motivatie, blijkt uit een evaluatie van het Gemeentelijk woningbeleid in 2017. Voor meer dan de helft geeft financiën de doorslag.
Een friendswoning is een duur kamertje van 6m²
Met of zonder vergunning: ‘friendswoningen’ lijken sympathiek, maar kunnen ook een verdienmodel zijn ten koste van woningzoekers. Woningdelen is volgens Gert-Jan Bakker van meldpunt Woon! “vooral een zegen voor woningbeleggers.” Zo weet hij het verhaal te vertellen van zeven studenten die samen maandelijks 3800 euro huur opbrachten. “Het woningdelen is een constructie die verhuurders hebben bedacht om de huurprijsbescherming te omzeilen.” Op Twitter vat hij het treffend samen: “een friendswoning = een duur kamertje van 6m².”
Soms breekt nood wet. De jonge Amsterdammer zoekt huisgenoten, bijvoorbeeld via Facebookgroepen. Kamers worden daar aangeboden met vermelding van buurt, vierkante meters, inclusieve of exclusieve huurprijs, en de mededeling dat inschrijving ‘zeker mogelijk’ is. De wanhopigen onder de zoekers deinzen niet terug voor ‘inschrijven op dit adres is helaas niet mogelijk’.
Woningdelen, samenwonen met drie of meer personen zonder gezinsverband, kan in Amsterdam op twee manieren. Inwoning is een optie, bijvoorbeeld een student die inwoont bij een hospita. De tweede manier is kamerverhuur, daarvoor geldt sinds 2017 een vergunningsplicht. De afgelopen jaren zijn ook geluidseisen, oppervlakteregels en wijkquota ingevoerd. Goedbedoeld, maar jonge woningdelers komen er soms door in de knel.
Woningdelen zou een oplossing kunnen zijn
Verdienmodel of niet: platonisch samenwonen is niet alleen onvermijdelijk, maar volgens experts ook een goede manier om de druk op de woningmarkt te verlichten. Zo riep TU-hoogleraar woningmarkt Peter Boelhouwer afgelopen jaar bij BNR Nieuwsradio op tot een versoepeling van de woondeelregels. Hij stelde dat “je geen nieuwe woningen hoeft toe te voegen. De woningen staan er al en woningdelen is een redelijk alternatief. Je kunt de woningvoorraad veel efficiënter inzetten en de kosten daarmee ook drukken.”
Woningdelen zou voor jongeren een goede oplossing kunnen zijn in de krappe woonmarkt
Ook woningcorporaties willen zich graag inzetten voor woningdelen. Femke Risch, woordvoerder van de Amsterdamse Federatie Wooncorporaties (AFWC), laat weten dat de federatie woningdelen ziet als een geschikt middel om een beperkt aantal woningen beschikbaar te stellen voor mensen die willen woningdelen, iets wat voor jongeren een oplossing zou kunnen zijn in de krappe woonmarkt.
Faciliteren van woningdelen blijkt moeilijk
Hoewel woningdelen dus een oplossing lijkt, is het huidige gemeentebeleid volgens Femke Risch (AFWC) niet toereikend: Een van de regels is bijvoorbeeld het verkameren, dat houdt in dat bestaande gezinswoningen moeten worden omgebouwd naar kamers die aan de gemeenteregels voldoen. “Wij willen liever de woning na verloop van tijd ook weer aan gezinnen kunnen verhuren,” aldus Risch.
De federatie heeft aan de gemeente Amsterdam voorgesteld vergunningen af te sluiten per verhuurder en niet per woning, vertelt Risch. Dat is een manier voor de gemeente om de controle over ‘bonafide woningeigenaren’ te houden, en sluitende en controleerbare afspraken te maken met erkende verhuurders over goed verhuurbeleid.
Woningdelers in protest
Dit voorstel is niet tot uitvoering gekomen. Sterker nog, de regels voor woningdelen zijn de afgelopen jaren strenger geworden. In 2017 werd de vergunningsplicht voor woongroepen ingevoerd en werden verkamerings- en geluidseisen bijgesteld. Dit leidde ertoe dat wooncorporaties en particuliere verhuurders stopten met het aanbieden van friendscontracten. Met een nieuwe Huisvestingsverordening werden in 2020 wijk- en pandquota ingevoerd en moest elke woningdeler over een individueel huurcontract beschikken.
Tegen die verordening lieten zo’n honderd studenten destijds protest horen tijdens een commissievergadering in de Stopera. Een van die tegenstanders is UvA-student Roeland Endtz. Hij moest zijn kamer verlaten omdat zijn huisbaas het vergunningsproces niet zag zitten. Endtz deelde bij universiteitsblad Folia vergelijkbare verhalen van studenten die plaats moesten maken voor (expat)stellen en “mensen die in een huis met drie lege slaapkamers wonen omdat er geen vergunning voor bewoning door vijf studenten geregeld kon worden.”
Toch niet de heilige graal?
Toch is de regelgeving die wooncorporaties en verhuurders als ‘onwerkbaar’ ervaren er niet zonder reden. De woordvoerder van wethouder Jakob Wedemeijer (Wonen, SP) geeft aan dat de gemeenteraad die regels opstelt omdat woningdelen “effect kan hebben op de leefbaarheid in de directe omgeving.” Ook nam het verkameren van panden “tot vaak hele kleine hokjes” toe, schrijft ze, wat er uiteindelijk toe leidde dat de gemeenteraad een ‘wijk- en pandquota’ invoerde. Op die manier moet de leefbaarheid in wijken geborgd worden en gezinswoningen behouden.
De gemeente staat niet alleen in deze terughoudendheid met
deelwoningen. Ook Huurders Netwerk Amsterdam vreest verlies van
gezinswoningen door de jongvolwassen woningdelers. Gert Jan Bakker van
meldpunt Woon!, die woningdelen vooral ziet als verdienmodel van
huisjesmelkers, onderstreept ook het ontwrichtende effect dat
woningdelen op wijken kan hebben. De Huisvestingsverordening kan tegelijk ook gezien worden als goedbedoeld ingrijpen in het verdienmodel van huisjesmelkers.
Woningdelen en friendscontracten zijn dus zowel een oplossing als een
probleem. Uit dit complexe debat lijken de huis(genoot)behoeftigen
vooralsnog geen voordeel te behalen.
Met medewerking van Lucca de Ruiter