Vrijwilligerswerk in het buitenland: ‘Het doet meer kwaad dan goed’

Beeld: Illustratie: Roos Vervelde

4 mei 2021, 11:00

Veel westerlingen verrichten vol optimisme vrijwilligerswerk in een arm land. Maar zorgt hun hulp daadwerkelijk voor duurzame vooruitgang in de gemeenschap? Redacteur Belinda Okoobo zocht het uit.

Door het coronavirus moesten de meeste vrijwilligers hun werk neerleggen en terugkeren naar het thuisfront. Gemeenschappen die afhankelijk zijn van vrijwilligers werden aan hun lot overgelaten. Nu er volop gevaccineerd wordt gaan de meeste vrijwilligersorganisaties weer van start. Maar de kritiek op hun functioneren wordt steeds luider.

De ontwikkelingssector wijst al langer op de gevaren van ‘voluntourism’, een combinatie van toerisme en vrijwilligerswerk, waarbij westerlingen met de gedachte om iets positiefs te doen of het cv te verrijken afreizen naar arme landen. Hoewel dit op het eerste gezicht onschuldig lijkt, ziet Sara Kinsbergen – universitair docent aan de afdeling Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies aan de Radboud Universiteit en expert op het gebied van internationale vrijwilligershulp –  vooral risico’s.

‘De lokale bevolking raakt eraan gewend dat er weer een vrijwilliger komt die geld en voetballen meeneemt’

Kinsbergen omschrijft duurzame ontwikkelingshulp als interventies die lokaal gedragen worden en problemen bij de wortels aanpakken. “Je kan een school bouwen, maar je kunt ook de vraag stellen: Waarom staan hier geen scholen?” De eerste aanpak houdt volgens Kinsbergen een afhankelijkheidssyndroom in stand. “De lokale bevolking raakt gewend aan het feit dat er weer een vrijwilliger komt die wat geld en voetballen meeneemt, hierdoor bestaat het risico dat men ter plekke heel afwachtend wordt en dat overheden zich onttrekken van hun verantwoordelijkheden.” Kinsbergen gelooft dan ook dat er lokale organisaties zijn die vanwege het vertrek van vrijwilligers tijdens de pandemie in moeilijkheden verkeren.

“Ik geloof heilig in het belang van mensen met een andere achtergrond verbinden, maar dat kan ook in Nederland. Koppel bijvoorbeeld iemand uit een achterstandswijk met iemand die op het platteland woont. Maar dat vindt men niet zo sexy, dat doen we liever aan de andere kant van de wereld,” zegt Kinsbergen.

Seksuele uitbuiting

Internationaal vrijwilligerswerk is volgens Kinsbergen door de populariteit ervan tot business verworden. De weeshuizenindustrie is daar een schoolvoorbeeld van. Wie een kijkje neemt op de websites van organisaties als AIESEC of Volunteerworld kan voor ruim 500 euro als vrijwilliger aan de slag in een weeshuis in Afrika of Azië. Unicef wees eerder op het gevaar dat kinderen hierdoor in bepaalde gevallen uit hun families worden gerukt en in weeshuizen worden geplaatst. Zo stelt dit winstmodel kinderen bloot aan mensenhandel. Ook zijn er meldingen gemaakt van seksuele uitbuiting.  

Kinsbergen werkte mee aan een onderzoek in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken naar de omvang van weeshuistoerisme. “In dat onderzoek worden een veelheid aan risico’s uiteengezet die verbonden zijn aan weeshuistoerisme, waarvan het mogelijke misbruik van kinderen vreselijk is. Een frequenter voorkomend probleem is echter het risico dat neokoloniale gedachten door vrijwilligerswerk in stand worden gehouden.”

‘We hadden ons moeite, tijd en geld kunnen besparen door vooraf de negatieve kanten van het vrijwilligerswerk mede te delen’

Met dat gedachtegoed doelt Kinsbergen op white saviorism, een uitdrukking die verwijst naar witte mensen die vanuit een superioriteitgevoel de behoefte hebben om arme mensen van kleur te redden. “Dit brengt een ethisch vraagstuk met zich mee over hoe wij ons tot elkaar verhouden. Het idee overheerst dat zij daar problemen hebben en wij de oplossing brengen. Het is scheef omdat de beweging van vrijwilligers vooral van het noorden naar het zuiden is.”

Volgens Kinsbergen keert een bepaalde groep vrijwilligers gedesillusioneerd terug omdat ze bedenkingen krijgen bij de daadwerkelijke toegevoegde waarde van hun vrijwilligerswerk. “Hoeveel vrijwilligers willen wij nog sturen, die vervolgens het licht gaan zien.” Ze vindt het kwalijk dat er met deze kwestie vooral aandacht is voor het waardevolle leerconcept voor de vrijwilliger. “We hadden ons de moeite, tijd en geld kunnen besparen door vooraf de negatieve kanten van het vrijwilligerswerk mede te delen.”

Afhankelijkheidsrelatie

Allysa Jones (32) is het soort vrijwilliger dat Kinsbergen aanhaalt. Ook zij kreeg bedenkingen over de rol die zij met vrijwilligerswerk vervulde. Jones maakte deel uit van de zevenduizend vrijwilligers die vorig jaar door het Peace Corps – een door de Amerikaanse overheid gerunde organisatie die sociaal-economische steun biedt aan ruim zestig landen – aangestuurd werd.  

Het Peace Corps onderscheidt zich van andere organisaties omdat zij zich willen richten op duurzame ontwikkelingshulp. Zo vragen zij – in tegenstelling tot andere organisaties – geen eigen bijdrage van hun vrijwilligers en bieden zij een training van drie maanden aan om binnen twee jaar verschillende projecten op te zetten in een gemeenschap. Maar toch zeggen critici dat de gevaren van voluntourism zich ook in deze organisatie voordoen.

‘Zelf kan ik me niet voorstellen dat ik ooit les zou krijgen van iemand die geen diploma of expertise heeft’

Critici spreken, evenals Kinsbregen, over een afhankelijkheidsrelatie met het Westen en stellen dat er nauwelijks voordelen voor de gemeenschappen zijn. Zo is er een Instagrampagina genaamd ‘DecolonizingPC’ aangemaakt, waarop de beheerders – voormalig Peace Corps-vrijwilligers – hun beklag doen over de organisatie.

Jones, die zelf uit het bedrijfsleven komt en een carrière in de ontwikkelingssector wil nastreven, werd in een jeugdcentrum geplaatst. Ze gaf daar ondernemerscursussen en fitnesslessen, maar werd ook verbonden aan projecten waar zij geen kennis over heeft. “Ik gaf lessen Engels terwijl ik nooit voor de klas heb gestaan en ik assisteerde tijdens een programmeercursus, iets wat ik totaal niet kan. Zelf kan ik me niet voorstellen dat ik ooit les zou krijgen van iemand die geen diploma of expertise heeft.”

Oneerlijke machtsstructuur

Het gevoel van ongemak groeide bij Jones toen ze zich realiseerde dat in Marokko – een land waarin ongeveer 30 procent van de mensen onder de vijftig werkloos is – veel hoogopgeleiden leven. “In de gemeenschap waarin ik werkte, hadden mensen een bachelor- of mastergraad. Waarom financiert Peace Corps dan niet Marokkaanse burgers om zo’n project over te nemen, in plaats van mijn verblijf en eten? Zij hebben immers een veel beter begrip van wat de gemeenschap écht nodig heeft.”

“Het Peace Corps heeft een systeem gecreëerd waarbij groepen afhankelijk blijven van de organisatie. Het is gestoeld op white saviorism en dat is geen duurzame ontwikkeling,” vervolgt Jones. Het uitgangspunt van het Peace Corps is weliswaar dat de gemeenschap, na vertrek van een vrijwilliger, zijn of haar project continueert. “Maar er kan zo een andere vrijwilliger binnenkomen, die niet wil programmeren maar liever een kunstclubje wil opstarten.”

‘Het Peace Corps heeft een systeem gecreëerd waarbij groepen afhankelijk blijven van de organisatie’

Ook zegt ze dat haar partners uit de gemeenschap er meer in stopten dan ze ervoor terugkregen.  “De machtsstructuur is niet eerlijk. Ik had het gevoel dat ik te veel van hen vroeg: ze ondersteunden de programma’s naast hun werk, studie en gezinsleven.”

Ze kan twee oplossingen bedenken. “Het Peace Corps moet zich óf hervormen naar de huidige tijdgeest, waarbij zij projecten in de handen van de gemeenschappen zetten, óf ze noemen het een cultureel uitwisselingsprogramma waarbij mensen uit de gemeenschappen ook naar het Westen kunnen komen.” Ook Kinsbergen pleit voor wederzijdse uitwisselingen, om zo tot nieuwe inzichten te komen. 

Volgens Jones was de coronapandemie het ideale moment voor een organisatie als het Peace Corps om hun werkzaamheden te evalueren.Maar de organisaties hebben zich niet uitgelaten over de kritiek. Vrijwilligers keren dus weer terug naar de gemeenschappen, zonder dat er hervormingen hebben plaatsgevonden.  

Met medewerking van Wessel Wierda.


Steun Red Pers

Je las dit artikel gratis, maar dat betekent niet dat het Red Pers niets heeft gekost. Wij bieden jonge, aspirerende journalisten een podium én begeleiding. Dat kunnen we nog beter met jouw steun. Die steun komt met twee voor de prijs van één, want onze sponsor matcht jouw donatie. Geef jij ons vijf euro? Dan ontvangen wij een tientje.

Lees ook:

Zoeken

Nieuwsbrief

Elke drie weken houden we je op de hoogte van wat we schreven en wat we lazen in de Red Pers-nieuwsbrief.

Doneren

Wij bieden jonge, aspirerende journalisten een podium én begeleiding. Dat kunnen we nog beter met jouw steun. Die steun komt met twee voor de prijs van één, want onze sponsor matcht jouw donatie. Geef jij ons vijf euro? Dan ontvangen wij een tientje.