Enorme, natte sneeuwvlokken sloegen hem in het gezicht terwijl de geur van vers gemaaid gras hem bekroop. Het leek de afgelopen maand april en januari tegelijkertijd. Jonasz Dekkers ervaarde de meteorologische contradictie aan den lijve, en het deed hem denken aan de tegenstrijdigheid van de stad Rotterdam.
Ieder jaar in het begin van april is het weer hooikoortstijd. Dat weet ik omdat de gemeente in die maand fanatiek begint met het maaien van het gras voor mijn huis en mijn gezicht ontploft van rondvliegende graspollen. Vanwege dit jaarlijks terugkerende fenomeen ben ik op een aprilse middag onderweg naar de dokter, op de fiets door het centrum van Rotterdam. Er lijkt niets vreemds te gaan gebeuren, maar dan laat 2021 zien dat de gekte van 2020 nog steeds niet voorbij is: al fietsend ruik ik de lentegeur van vers gemaaid gras, maar krijg ik ook enorme, natte sneeuwvlokken in mijn vuurrode gezicht en jeukende ogen. Ik kom aan bij de huisarts en de zon begint fel te schijnen. Het is april en januari tegelijk.
Ik zet mijn fiets weg tegen het enige fietsenrek dat ik kan vinden. Dit eenzame nietje staat pal naast een glasbak. De glasscherven eromheen liggen omhooggericht te wachten om de banden van mijn fiets lek te prikken. Een fietsenrek naast een glasbak: het is Rotterdams beleid in een notendop, denk ik terwijl ik door de net iets te langzaam opengaande schuifdeuren van de huisartsenpraktijk naar binnen loop.
Een fietsenrek naast een glasbak is Rotterdams beleid in een notendop
Het zal aan mij liggen, maar door die tegenstrijdige momenten moet ik denken aan de stad en aan haar contradicties, aan de gemeente en haar beleid. Rotterdam is namelijk simpelweg een rare stad. Zo hadden we in 2016 de meeste bomen per inwoner van alle steden in Nederland, maar waren we tegelijkertijd de minst groene stad. Ook op gemeentelijk niveau scoort Rotterdam nog steeds slecht: op de zogeheten ‘groenindex’ van de Wageningen Universiteit staan we op plek 380 van 388 Nederlandse gemeentes. Bovendien zet de gemeente al jaren in op vergroening van de stad, maar in plaats van verbetering gaat het juist slechter. Zoveel gras valt er dus niet te maaien in april.
Daarnaast wil Rotterdam een van de duurste stadions van de wereld bouwen (in 2025 moet er een stadion van een slordige 440 miljoen euro staan) voor een noodlijdende club (met nog geen vijftien miljoen op de bank) die gedwongen is een loonoffer van zijn spelers te eisen en via een campagne de supporters smeekt om de aankoopprijs van hun seizoenkaart niet terug te vragen. Logisch, toch? Wel voor Feyenoord en Rotterdam.
Nog eentje: de gemeente wil een “inclusief” woonklimaat bewerkstelligen in de stad, maar bouwt voornamelijk woningen van rond de drie ton of 1000 euro huur per maand. Vorige week werd na jaren van rechtszaken vrolijk een hele buurt op Zuid gesloopt. ‘Rotterdam [vul uw wens in]. MAKE IT HAPPEN’ is de beruchte slogan van de gemeente. Bewonersinitiatief Recht op de Stad reageerde op ludieke maar indringende wijze door spandoeken op bouwhekken in de buurt te hangen met de tegenvraag, ‘Rotterdam. Inclusieve stad. IS IT HAPPENING?’ Ja, voor Rotterdam wel, want volgens wethouder wonen Bas Kurvers (VVD) “is een inclusieve stad ook voor penthousebewoners”. In 2030 moet het aantal sociale woningen van 67 procent naar 57 procent gedaald zijn. Inclusief woonbeleid, ja toch?
Rotterdam is de meest ‘diverse’ stad van Nederland, maar racistische politieagenten krijgen vrij baan
En natuurlijk hoort in dit rijtje de paradox van de lokale politie: Rotterdam is de meest ‘diverse’ stad van Nederland, maar toch krijgen racistische politieagenten vrij baan en kan men rustig appen over ‘weer een Turk minder’ na de moord op de 16-jarige Humeyra. Een schriftelijke berisping kan je krijgen. Het zal te maken hebben met nog zo’n onverklaarbaar typisch Rotterdams fenomeen. Bij de verkiezingen in maart werd DENK de grootste partij in de wijk Charlois, op de voet gevolgd door de PVV. Ook in veel andere wijken zijn de twee grootste partijen op het politieke spectrum ver van elkaar verwijderd. Lekker hè, die saamhorigheid?
En zo kan ik nog wel even doorgaan. Maar goed, ik wil ook naar huis. Gelukkig zijn mijn banden niet lek geprikt door de scherven die geluk zouden brengen. Na de sneeuw van mijn zadel te hebben geveegd doe ik mijn jas uit omdat het te warm is. Eenmaal op de fiets rijd ik langs een schutting waar een paar regels uit een gedicht van Jules Deelder op zijn gekalkt:
Rotterdam is niet romantisch,
Heeft geen tijd voor flauwekul,
Is niet vatbaar voor suggesties,
Luistert niet naar slap gelul.
Dit gedicht is al jaren oud, maar zo denken we nog steeds maar wat graag over deze stad: niet lullen maar poetsen en de handen uit de mouwen. Wat een flauwekul. Wat ik zie, is Rotterdam als één grote contradictie. Gelukkig is het hier nog steeds niet romantisch, maar MAKE IT HAPPEN? Wat een slap gelul.
Met medewerking van Danielle Kliwon.