Net als de rest van jong Nederland maakt de Red Pershttps://redpers.nl/wp-content/uploads/2020/09/redperslogo-1.png deze zomer weer overuren op het terras. Fluitjes, feestjes en flirtjes: in de kroeg kruipt het leven langzaam voorbij. In terrasverhalen schrijft de https://redpers.nl/wp-content/uploads/2020/09/redperslogo-1.png over bijzondere ontmoetingen, gekke gebeurtenissen en awkward aanvaringen. Deze week het eerste deel in Café Soundgarden.
Binnen klinkt harde rockmuziek en wordt gebiljart. De muren zijn bezaaid met posters, plakkaten en spiegels. Wanneer we ons gedrieën door Café Soundgarden bewegen, vinden we aan de achterzijde een fijn terras aan het water. Randje Jordaan, beseffen we ons; een simpel duikje en je bent de voormalige arbeiderswijk uit. Verder bezet door types waarbij je niet per se in de buurt hoeft te komen om te raden dat zij wat kruidig zullen ruiken, plaatsen wij ons pal in het midden van het terras. Een gelukje, het is ramvol, maar er ging net een groep weg.
Ondanks de naam, die sprookjesachtig aandoet, doet Café Soundgarden vooral denken aan een plek die je hoopt te vinden in een landelijk, Amerikaans dorpje. Op roadtrip van de oost- naar de westkust, om ook het vergeten binnenland, de fly over states, eens te bezoeken. Niet L.A. of New York, maar de rauwere, eerlijkere plekken en mensen, waar de overdreven Amerikaanse manier van doen, die zelfs de meest goedmoedige Hollander rillingen langs de rugwervels bezorgt en loeikwaad maakt, net wat beter te verteren is: zo’n soort café lijkt Soundgarden.
Met de compleet voor de hand liggende metrieke logica – Paulaner drink je in halve liters – was iets heel raars gebeurd
Alle drie laten we langzaamaan de adolescentie achter ons en ieder jaar proberen wij ons iets minder voor de gek te laten houden. Desondanks beschouwen we op licht verontwaardigde toon het eerste bestelmoment na. Zo konden wij ons kraakhelder herinneren hoe in een pre-pandemisch bestaan het bestellen van een Paulaner in Café Soundgarden gepaard ging met het begrijpen van een halve liter Paulaner. Voorheen had “Drie Paulaner, alstublieft”, logischerwijs drie keer een halve liter, in totaal anderhalve liter Paulaner betekend. Met die compleet voor de hand liggende metrieke logica – Paulaner drink je in halve liters – was iets heel raars gebeurd. Fris en verongelijkt beginnen wij de avond met een vaasje Paulaner.
Desondanks zitten we erg lekker, te midden van veel reuring. Op een verhoging bij de ingang van het café zit een tengere man van eind dertig wiens avond al even van start is, ogenschijnlijk vanaf het middaguur. Schommelend probeert hij zich deel te maken van een gesprek dat qua niveau net vier bier te laat komt. Soms is er een hoopvol aanstalten tot een woord of zin, maar lukken doet het niet. Hij kijkt wat angstig uit zijn ogen, een schuwe herbivoor, verstard door het leven als een hertje door de aansnellende koplampen. Geen mens met het hart op de goede plek een onbekende staat uiteraard, maar ook heel geinig om naar te kijken. En dat mag op het terras.
Wij worden nerveus, straks mobiliseert hij de boel, wij zitten net lekker
Naast ons zit een gemêleerde groep buitenlandse studenten, waar een amicale Duitse voorman aan één stuk door de rest met een doffe neusstem toespreekt. Ondanks zijn spreekbeurt in het lingua franca der expats – griezelig overdadig Engels – geeft de onmiskenbare tongval van zijn moedertaal het geheel een macaber sfeertje. Wij worden nerveus, straks mobiliseert hij de boel, wij zitten net lekker. Gelukkig bedaren onze zenuwen wat door een deel van zijn publiek: knikkebollend van lamheid veert er zo nu en dan een kleine dame op die piepend om zijn uitspraken moet lachen, als een zeem op een nat raam. Wederom erg geinig en het doet de Duitse praalhans duidelijk goed; zo kunnen wij alleen maar met hem meegenieten.
De temperatuur blijft lekker, ook als het al donker wordt, en, geïnspireerd door de geboekte overwinningen een tafel verder, besluit een van ons tot een observatie. “Weet je wat het is,” begint hij, “jij zit op een stoel, hé, maar een stoel heeft poten. Dus wat doet die stoel?” Wij, in koor: “Staan.” Dat klopte: “Precies! Jij zit op een stoel, maar een stoel staat voor jou, om in te zitten. Is dat niet wat?”
Een opmerking van zo’n goedbedoeld en onnozel kaliber, dat hij alleen nog maar met stilte kan worden beantwoord. Zo zitten wij nog even, zonder verder gekibbel, om ons heen te kijken. Hier en daar vallen ons dingen op, maar we zeggen niks meer. Na enige tijd tevreden het terras gade te slaan, besluiten we te gaan. We staan op en gaan huiswaarts, waar een avond vol koortsachtige dromen over inlands Amerika op ons ligt te wachten.
Met medewerking van Daan Stoop.