De snackbar staat onder druk. Hogere kosten en een maatschappelijk steeds grotere nadruk op gezondheid zitten frietbakkers in de weg. Hoe gaan snackbars daarmee om? Hebben zij nog wel een toekomst? Redacteur Judith Glimmerveen ging er met frituurhouders over in gesprek.
Misschien is het omdat ik boven een snackbar woon, of misschien is het gewoon de simpele voor liefde een vette hap, maar ik voel waardering voor die ongeraffineerde eetcultuur. In de meeste snackbars lijkt het alsof de tijd heeft stilgestaan: van het ontwerp van de verpakkingen tot aan de plasticgrasjes tussen de snacks in de vitrine. En hoewel het menu afwisseling en vernieuwing zoekt die aansluit op het dieet van de herbivoor, gaat hoe dan ook alles traditiegetrouw de frituur in.
Maar, de cafetaria staat onder druk. “Het is de demonisering van het frietje!”, zei een geagiteerde Frans van Rooij, voorzitter van de Vereniging Professionele Frituurders, nog tijdens een discussie bij het tv-programma Khalid en Sophie op 19 april 2022. Het gespreksonderwerp die avond was het idee van het wetenschappelijk instituut van het CDA om een minimumleeftijd in te stellen die jongeren moet behoeden voor de gevaren van de frituur. Kwalijke patatdemonisering daargelaten, wat gaat er allemaal verloren, mocht zo’n idee werkelijkheid worden?
Zoekend naar achtergrondinformatie over het fenomeen snackbar, is er alleen een Wikipediapagina te vinden, waar staat dat de eerste snackbar uit 1915 stamt en in Utrecht gevestigd was. Het duurde ruwweg tachtig jaar om tot de piek van zesduizend snackbars te komen in Nederland, maar sinds 1997 daalt dit aantal. Met de uitdagingen van de afgelopen tijd wordt het er niet makkelijker op. De pandemie, de oorlog in Oekraïne, en de meest recente zorg: zal de aardappeloogst goed gaan door de droogte? Zal dit alles betekenen dat nog eens tachtig jaar later, in 2075, er geen snackbars meer te vinden zijn?
Schommelende prijzen
Wilco van Seccelen, eigenaar van cafetaria ’t Hout in Helmond is duidelijk; “Ik denk niet dat het frietje gaat verdwijnen.” Van Seccelen is ‘letterlijk en figuurlijk’ in het vak geboren en werkt al sinds zijn 12e in een snackbar, maar ook hij moet toegeven dat het nog nooit zo raar is geweest in frituurland.
Sinds september betaalt hij drie keer meer voor de energie en het gas dat zijn frituur laat borrelen. Dit betekent dat hij alleen maar open kan tijdens piekuren, maar ook dat hij al drie keer de prijzen voor zijn snacks heeft moeten verhogen: een kaassoufflé is 40 cent duurder dan eerst. “We zijn net een tankstation, zo erg als de prijzen schommelen.”
Ibrahim, eigenaar van cafetaria ’t Eefje in de Baarsjes in Amsterdam, herkent dit: “De olie wordt duurder, de energieprijzen worden duurder, het is wel een uitdaging.” Maar of zijn kroketten hierdoor anders gaan smaken? “Nee, we willen alleen de beste merken verkopen.”
Een snackbar is een cultuur
Nu de coronamaatregelen al een tijdje niet meer van toepassing zijn, merken beide zaken dat de klanten gelukkig weer terug zijn gekomen. Alhoewel het Van Seccelen wel opvalt dat mensen meer thuis laten bezorgen. Volgens van Seccelen heeft dit invloed geen op de gezelligheid in de snackbar: “Een snackbar is een cultuur. Het is friet na het zwemmen, of vrijdag frietdag of zaterdag frietdag of woensdagmiddag frietdag. ’t Hout is nog net geen buurtcafé of gemeentehuis, maar het is wel een uitstapje. Iedereen kent iedereen.”
Ibrahim is hier minder uitgesproken over: “’t Eefje is een fenomeen vanwege onze klantvriendelijkheid, kwaliteit en locatie. Niet meer, niet minder.”
Milieubewust?
Hoewel Van Seccelen graag zijn steentje bijdraagt aan verduurzaming, moest zijn cafetaria ’t Hout weer terug naar plastic verpakkingsmateriaal in plaats van de milieubewustere opties. Verder is er bezuinigd op energie door alleen tijdens piekuren open te zijn: “We moeten ons hoofd boven water houden; dit is nu de enige manier.” Ibrahim voegt daar aan toe: “Hoewel de olie duurder is geworden en de energieprijzen hoger, willen we alleen maar A-merken verkopen.”
Maar wie zijn de mensen waarvoor deze patatbakkers zo hard hun best doen om kwaliteit te verzorgen? Zijn het daadwerkelijk alleen de jongeren die door goedkoop voedsel de snackbar in worden gelokt en zo hun gezondheid op het spel zetten? Ibrahim vind het hele plan van het wetenschappelijk instituut van het CDA maar onzin: “’t Eefje is van 12:00 uur ’s middags tot 3:00 uur ’s ochtends open en de jongeren komen alleen maar tussen 15:00 en 18:00, voor de rest zijn het allemaal volwassenen.” Volgens hem ligt het probleem heel ergens anders: “Ze maken allemaal maar regels waar ze zich zelf toch niet aan kunnen houden, kijk maar naar hoe het ging tijdens de lockdowns,” zo legt hij uit, refererend aan de bruiloft van Ferd Grapperhaus (CDA), waar de oud minister van Justitie en Veiligheid het lastig had met de naleving van zijn eigen anderhalvemeterregel.
Eén keer per week is mijn friet gezond
Voor van Seccelen hoeft de voedzaamheid van wat hij verkoopt, geen sta-in-de-weg te zijn: “Eén keer per week is mijn friet gezond, bovendien: een broodje kroket is gezonder dan een broodje gezond.”
Het principe van ‘een frietje halen’ is niet meer zo simpel als het lijkt, maar betekent dit een stille ondergang? Van Seccelen is hier zeer resoluut in: “Ik denk niet dat het frietje gaat verdwijnen.” Er is hoop, maar het is niet makkelijk. Voor Van Seccelen blijft de passie in ieder geval branden: “Tegen iedereen zeg ik ‘eet smakelijk en bedankt,’ en dat meen ik uit mijn hart.”
Met medewerking van Yannick van der Heijden