Elk EU-lidstaat houdt eigen Europese verkiezingen tussen 6 en 9 juni. Hendrik Vos, hoogleraar Europese politiek aan de Universiteit Gent: “Dat 27 lidstaten verkiezingen houden, zou betekenen dat in het Europees Parlement uiteindelijk meer dan honderd politieke partijen zouden komen.” Om het Europees Parlement een beetje te stroomlijnen, werken partijen uit de EU-lidstaten die veel overeenkomsten hebben samen en vormen ze een fractie.
De fracties
Als je straks het stembiljet voor je ziet, zie je de kandidatenlijst voor je van de politieke partijen in het land waar je stemt. Wanneer de uitslag er is, kijken de verkozenen onder welke groep ze het beste passen binnen het Europees Parlement. Waarom het op Europees niveau anders is dan op nationaal niveau legt Vos uit: “Het verdelen van de parlementsleden in een beperkt aantal fracties maakt het overzichtelijker. Het is nu al lastig te organiseren, zou je in Europa 20 politieke fracties hebben, waarbij in totaal meer dan 700 mensen zitten, dan wordt de EU een kakofonie met honderden aparte stemmen.”
Men probeert het daarom te structureren door een beperkt aantal fracties te hebben in het Europees Parlement. Op dit moment zijn er zeven fracties in het Europese Parlement: Fractie van de Europese Volkspartij (waar vanuit Nederland ChristenUnie en CDA in zitten), Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement (PvDA), Renew Europe Group (VVD, D66), Fractie Identiteit en Democratie (PVV), Fractie Europese Conservatieven en Hervormers (SGP), Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie (GroenLinks) en Linkse Fractie (PvdD). Ten slotte is er nog een groep niet-fractie gebonden leden in het Europees Parlement. Daar zit FvD op dit moment bij. Met onze stem op 6 juni beslissen we dus hoe de balans zal zijn tussen deze zeven fracties binnen het Parlement.
Minder fractiediscipline
Doordat er een beperkt aantal fracties is, is het zo dat de Europarlementariërs iets minder strikt gebonden zijn aan de standpunten van de partijgroep. In de Nederlandse, en ook de Belgische, nationale politiek is het zo dat alle leden van dezelfde partij eigenlijk altijd de fractie volgt bij het stemmen. Maar dat is op Europees niveau anders: “Die fractiediscipline is bij de nationale politiek heel hoog, maar in het Europese Parlement is het zo dat de leden van eenzelfde fractie zich niet altijd gebonden voelen aan het fractiestandpunt. In bijna elke fractie zijn er geregeld wel dissidente stemmen.”
Europarlementariërs moeten altijd balanceren
Een Europarlementariër voelt bijvoorbeeld aan dat het in diens land deze keer toch een beetje eigenaardig over zou komen als die voor of juist tegen een bepaald standpunt zou stemmen. Op die manier moeten Europarlementariërs altijd balanceren tussen stemmen in lijn met het nationaal belang van hun land of in overeenstemming met het standpunt van de Europese fractie waarvan ze deel uitmaken.
Wetten aannemen
Hoelang het gemiddeld duurt voordat er nieuwe wetten zijn aangenomen in het Europees Parlement? “Dat duurt gemiddeld anderhalf jaar. Het kan soms sneller gaan als iets echt dringend is en iedereen aanvoelt dat er snel iets gedaan moet worden,” vertelt Vos. “Dan zie je dat zowel het Europees Parlement als de Raad van Ministers informeel beginnen met overleggen om er sneller uit te komen wat het beleid moet worden.” Denk daarbij aan de coronapandemie: de beslissing om samen vaccins aan te kopen is in Europa relatief snel genomen. Meer dan een paar weken duurde het debat niet, ook tijdens de eurocrisis werden soms erg snel knopen doorgehakt, vertelt Vos.
Dat wetten maken zo lang duurt, hoort bij een democratie
Het feit dat het maken van wetten zo lang duurt, hoort wat Vos betreft bij een democratie: “In China is het makkelijk, dan kan je snel schakelen als politicus. De communistische partij beslist wat er gebeurt. Tibetanen en Oeigoeren hebben daar niets te zeggen. En in Rusland is het Vladimir Poetin die beslist, opposanten krijgen polonium of Novitsjok in hun thee.” In Europa zijn we een democratie, wat betekent dat we de hele tijd luisteren naar wat andere lidstaten en andere fracties van verschillende onderwerpen vinden. Dat betekent ook dat je meer tijd nodig hebt om tot regels te komen.
Een permanente vertegenwoordiging
Omdat er over veel onderwerpen tegelijk wordt onderhandeld – van klimaatregels en de veiligheid van speelgoed tot aan de vraag wat we als Europa moeten doen met betrekking tot de oorlog in Israël en Gaza – heeft elke lidstaat een eigen permanente vertegenwoordiging. Vos: “In die permanente vertegenwoordiging zitten diplomaten die de hele dag door, dag in dag uit, met collega’s van andere lidstaten de vergaderingen van de Raad van Ministers voorbereiden.” Deze diplomaten overleggen met de permanente vertegenwoordigers van andere landen en geven vervolgens informatie door aan de politici in het Europees Parlement in Den Haag of in bijvoorbeeld Berlijn.
Die diplomaten zijn op die manier een tussenschakel voor alles wat er in Europa gebeurt en alles wat in de lidstaat gebeurt. Zo’n diplomaat moet veel kennis hebben van de eigen lidstaat en van Europa. Daardoor kunnen ze ervoor zorgen dat er in EU-beleid rekening wordt gehouden met de eigen lidstaat en zoeken ze waar ze gemeenschappelijke grond kunnen vinden om op die manier tot een compromis te komen. In de afgelopen jaren werden er bijvoorbeeld heel wat klimaatwetten goedgekeurd, waarbij er soms specifieke uitzonderingen kwamen voor lidstaten die moeilijker aan de regels zouden kunnen voldoen. Of er wordt tijdens de onderhandelingen afgesproken dat ze wel dezelfde normen moeten halen, maar in ruil extra subsidies krijgen.
Op naar de stembus
Hoeveel mensen waarop stemmen tussen 6 en 9 juni gaat beslissen hoe het Europees Parlement eruit komt te zien voor de komende vijf jaar. Vos: “Afhankelijk van hoe het Parlement eruitziet, zal er meer aandacht zijn voor bijvoorbeeld volksgezondheid, voedselveiligheid of voor mensen in de landbouw. De sterkte van die verschillende volksvertegenwoordigers uit de politieke groepen bepaalt dan de sterkte van je onderhandelingspositie.”
Maar voor er voor bepaalde onderwerpen meer aandacht zal komen, zullen mensen eerst naar de stembus moeten. In 2019, de laatste keer dat er verkiezingen waren voor het Europees Parlement, stemde minder dan de helft van het aantal stemgerechtigden in Nederland: 41,8 procent. Daarnaast is het handig om te weten dat je met de stempas die je per post krijgt van de gemeente, alleen kan stemmen in die gemeente. Als je op 6 juni in een andere gemeente wil stemmen dan waar je woont, heb je een kiezerspas nodig die uiterlijk vijf dagen voor de verkiezingen moet zijn ontvangen bij de burgemeester.
Eindredactie door Joey Tol
Wen Xin van der Linden (1998, zij/haar) studeerde Journalistiek aan de Hogeschool Utrecht. Na haar afstuderen begon ze aan een tweejarig traineeship voor radio en tv bij de NPO. Daarnaast schrijft ze in haar vrije tijd graag als redacteur verhalen over politiek & democratie en interlandelijke adoptie.