In een tijd waarin onze ecosystemen steeds meer onder druk komen te staan, moeten we onze antropocentrische bril afdoen en de natuur centraal stellen, ook binnen het recht. Zo luidt de oproep wereldwijd van vele klimaatactivisten, juristen en politici. Verenigd in de burgerbeweging ‘Stop Ecocide’, actief in veertig landen, zijn zij bezig om ecocide als misdrijf op te laten nemen in het Statuut van Rome. Dat statuut vormt de basis voor het internationaal strafrecht, en aan de hand daarvan berecht het Internationaal Strafhof in Den Haag de ernstigste internationale misdrijven.
Ecocide, letterlijk vertaald ‘het doden (cide) van ons huis (oikos)’, wordt juridisch gedefinieerd als het onrechtmatig toebrengen van ernstige wijdverbreide of langdurige schade aan het milieu. Het toevoegen van deze definitie aan het Statuut van Rome zou betekenen dat het Internationaal Strafhof bestuurders van bedrijven persoonlijk kan gaan vervolgen voor ernstige milieumisdrijven.
PvdD-Tweede Kamerlid Lammert van Raan vergelijkt ecocide met de situatie in 1850, toen slavernij ook nog niet bestraft werd. “Over honderd jaar kunnen we ons niet meer voorstellen dat het vernietigen van onze ecosystemen internationaal niet strafbaar was.”
“Revolutionair zou ik deze ontwikkeling niet noemen. Ecocide is namelijk al binnen verscheidene oud-Sovjetlanden strafbaar sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie”, zegt Sophia de Vries, die promoveert aan de Radboud Universiteit op juridische bescherming voor de natuur. De promovenda noemt het opnemen van ecocide in het Statuut van Rome voornamelijk op symbolisch vlak revolutionair. Symbolisch, omdat met deze wet verondersteld wordt dat ecocide net zo ernstig is als de andere vier kernmisdrijven binnen het internationaal strafrecht: genocide, oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en misdrijven van agressie. Belangrijk dus, het opnemen van ecocide, vindt De Vries, maar ze is ook sceptisch en denkt dat de mens nog niet zo ver is: “Mensen zijn het er nog helemaal niet over eens dat een bos niet mag wijken voor economisch gewin.”
Toch wordt er op internationaal niveau wel serieus gepraat over de strafbaarstelling van ecocide. Zo wordt er binnen de Verenigde Naties gesproken over en onderzoek gedaan naar het opnemen van ecocide in het Statuut van Rome. Daarnaast heeft het Europees Parlement in maart ingestemd met het opnemen van ecocide in een hernieuwde Europese richtlijn. Als de Europese ministers hiermee akkoord gaan, betekent dit dat de EU-landen hun strafrecht naar deze richtlijn moeten aanpassen.
De Partij voor de Dieren wil dit lange Europese proces niet afwachten en heeft een wetsvoorstel klaarliggen om ecocide op te nemen in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht. De partij wil dit voor het eind van deze zomer indienen bij de Raad van State. Volgens Van Raan, initiatiefnemer van het wetsvoorstel, is het namelijk dé ontbrekende schakel binnen ons milieu- en strafrecht: “Er breekt een nieuw tijdperk aan en daarvoor heb je systeemveranderingen nodig. Dat bereik je niet met de bestaande juridische kaders.”
Volgens de initiatiefnemers is het huidige milieurecht in Nederland niet afschrikkend genoeg voor grote economische spelers. Dat wordt namelijk gedomineerd door het bestuursrecht en niet door het strafrecht. Omdat binnen het bestuursrecht er enkel wordt bestraft met boetes, zijn milieudelicten voor veel bedrijven slechts een ingecalculeerde kostenpost.
Er bestaan wel mogelijkheden om bestuurders strafrechtelijk te vervolgen (met een maximum gevangenisstraf van maar liefst zes jaar), maar dat kan enkel als er een vergunningsvoorwaarde geschonden wordt en emissies in het milieu worden uitgestoten met gezondheidsschade voor de mens. Andere milieuvervuilingen dan uitstoot blijven hiermee buiten schot.
Kamerlid Van Raan vindt het huidige milieurecht daarom te antropocentrisch, sancties volgen immers alleen als milieuschade nadelige effecten heeft voor de mens. Daarnaast spreekt hij over een administratieve afhankelijkheid, waarmee hij bedoelt dat milieuschade die zich afspeelt binnen de marges van de verleende vergunning straffeloos kan doorgaan. Overheden zouden te veel ruimte hebben om vergunningen te verlenen aan bedrijven waar milieuschade bij kan plaatsvinden, ten faveure van het economische belang. “Bedrijven kunnen zich verschuilen achter vergunningen”, aldus Van Raan. Strafrechtadvocate Bénédicte Ficq beklaagde zich op soortgelijke wijze in een artikel van het Financieele Dagblad over de beschermende werking van vergunningen aan bedrijven als Tata Steel.
Tijd dus voor een wet waarbinnen het milieu als een autonoom rechtsgoed wordt beschouwd en de verantwoordelijkheid van bestuurders verbreed wordt tot meer dan enkel het naleven van vergunningen. Zo wordt in de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel bepleit. Een wet binnen het strafrecht die direct het milieu beschermt vervult een belangrijke signaalfunctie, redeneren de opstellers. Zo achten ze het, net als op internationaal niveau, van belang dat niet elke vorm van milieuschade ‘ecocide’ kan worden genoemd, maar enkel zeer ernstige vormen die recht doen aan de term ‘ecocide’.
Het wetsvoorstel zal waarschijnlijk ecocide als volgt definiëren: ‘Ecocide is het opzettelijk handelen of nalaten waardoor ernstige en wijdverbreide dan wel langdurige of onomkeerbare schade aan het milieu wordt aangericht, dan wel gevaar voor die schade ontstaat’.
Hiermee wordt aansluiting gezocht bij de definitie van het Europees Parlement. Dit betekent dat de schade aan het milieu ofwel ‘ernstig en langdurig’ moet zijn, ofwel ‘ernstig en wijdverbreid’.
De opstellers interpreteren wijdverbreid als ‘schade die zich afspeelt in meer dan een beperkt geografisch gebied, landsgrenzen overschrijdt, of betrekking heeft op een ecosysteem of een groot aantal mensen, dieren of planten’. Langdurig wordt uitgelegd als ‘schade waarbij de natuur niet binnen een redelijke termijn kan herstellen’.
Mocht deze wet erdoorheen komen, creëert dat volgens mensenrechten- en milieuadvocaat Jan van de Venis de mogelijkheid om Nederlandse bedrijven die ofwel in het binnenland ofwel in het buitenland vervuilen strafrechtelijk te vervolgen: “Dit tilt de bescherming van de natuur naar een hoger niveau.”
Volgens PvdD’er Van Raan is het voor natuurbescherming van essentieel belang dat de verantwoordelijkheid voor het niet schaden niet enkel meer bij de overheid ligt: “Ook bestuurders van bedrijven hebben de verantwoordelijkheid in hun bedrijfsvoering het milieu niet ernstig te beschadigen, ook al hebben ze daar wel een vergunning voor.’’ De vergunning die fungeert als schild zou met dit wetsvoorstel verdwijnen, mits het aantoonbaar is dat het bedrijf wist of had moeten weten dat het handelen tot ernstige milieuschade zou leiden.
Ook promovenda De Vries vindt het van belang om de strafbaarstelling van milieuschade los te koppelen van vergunningen. “Er blijven steeds vergunningen bijkomen, terwijl er weinig worden ingetrokken. Binnen die vergunningen is er veel ruimte voor ‘legale’ vernietiging van de natuur, waar weinig tegen te beginnen is.” Dit resulteert volgens haar in een administratief spelletje met bedrijven, waar de natuur niks aan heeft. “Daar ligt het probleem voor Nederland.”
Maar of het strafbaar stellen van ecocide daar het juiste middel voor is, daar zet De Vries haar vraagtekens bij. Zij pleit meer voor een netwerk van betere milieuwetten, waar als uiteindelijk sluitstuk ecocide bij wordt betrokken. “Ecocide is slechts het laatste stadium.” Daarom ziet ze in het aankomende wetsvoorstel van de PvdD dan ook voornamelijk een symbolisch belang.
Van Raan ziet dat anders. Volgens hem kan schade aan het milieu door gasboringen op de Wadden door de NAM, of het uitstoten van PFAS door Chemours wel degelijk worden aangepakt door ecocide op te nemen in het Nederlandse strafrecht. “Het is uiteindelijk aan de rechter om de wet toe te passen, maar door het bestaan van de wet zullen bedrijven al meer rekening gaan houden en zullen overheidsinstanties minder snel vergunningen verstrekken.”
De vernietiging van het Amazoneregenwoud is voor mensen eenvoudiger voor te stellen dan milieu- en natuurschade in Nederland, denkt Van de Venis: “Daarmee wordt het belang van de strafbaarstelling van ecocide binnen Nederland onderschat, want Nederlandse bedrijven vervuilen niet alleen hier, maar ook in het buitenland. En dichtbij huis gaat het ook compleet mis. Het is goed als daar het strafrecht voor gebruikt gaat worden, want de overheid doet al jaren te weinig; die clubs worden gedoogd, ten gunste van de economie. Nu kan een onafhankelijke partij als het Openbaar Ministerie vervuilende bedrijven gaan vervolgen.”
Eindredactie door Ciska Molenaar