Het academisch jaar zit erop en studenten hebben stage gelopen. Sommigen als verplicht onderdeel van hun opleiding, anderen vrijwillig, ter oriëntatie op een toekomstige loopbaan. Vrijwillig of niet, een stage is niet hetzelfde als vrijwilligerswerk. Voormalig minister van Onderwijs Robert Dijkgraaf stelde vorig jaar dat een passende stagevergoeding niet de uitzondering, maar de regel moet zijn: “Dat staat voor mij als een paal boven water.” Toch staat er tegenover veel stages geen of een zeer lage vergoeding. Uit een enquête van FNV Young & United, een jongerentak van de vakbond, blijkt dat stagiairs zich uitgebuit voelen. Deze ontevredenheid is vooral terug te zien in sectoren met arbeidsmarktkrapte, zoals het onderwijs. Red Pers sprak met drie voormalige stagiairs uit het onderwijs. Hoe hebben zij hun eerste kennismaking met het docentschap ervaren? Is het lerarentekort duidelijk voelbaar? En hoe zit het met de stagevergoedingen?
Advies van een stagebegeleider: ‘Word maar geen docent’
Naast haar studie bedrijfskunde aan de Hogeschool Rotterdam heeft Carlijn Zondervan (23) stage gelopen bij een vmbo-kader school in Gouda. Carlijn vertelt hoe je in het onderwijs snel in het diepe wordt gegooid: “Een keer moest een grote klas van dertienjarige studenten worden opgedeeld, zodat ik één helft had en mijn begeleider de andere helft, in een apart lokaal. Dit was vanwege een tekort aan leraren tijdens een toets. Ik ging ermee akkoord, maar ik vond het wel stressvol. Ik durfde geen nee te zeggen omdat mijn begeleider er ook alleen voor stond.”
Carlijn vertelt verder over de hoge werkdruk in het onderwijs: “Mijn begeleider was heel erg betrokken bij mijn stage. Alleen voelde ik wel haar oververmoeidheid en stress, als enige economiedocent op die school. Ze had veel klassen en haar werkdruk liep op en daarnaast moest ze ook nog mijn stagebegeleider zijn. Haar advies aan mij: ‘Op dit moment zou ik het niet doen, leraar worden.’” Carlijns begeleider verwees naar het lerarentekort en de zware werkdruk die leraren ervaren. “Dat was jammer om te horen,” aldus Carlijn.
Rondkomen van een stagevergoeding? Onmogelijk
Noah Ruissenaars (25), sociologiestudent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, had een ‘droomstage.’ Zijn begeleider speelde hierbij een grote rol. “Hij nam mij goed en actief mee in alle stappen van het lesgeven: van de voorbereidingen van lessen tot hoe je voor de klas moet staan. Het voelde alsof hij mij zag als toekomstige collega. En dankzij deze goede band was er ruimte om fouten te maken. Dat kan ik niet voor al mijn studiegenoten zeggen,” beschrijft Noah.
Tijdens Noahs stage van drie maanden heeft hij besloten om vanaf september de lerarenopleiding maatschappijleer te volgen. Noah is enthousiast over zijn volgende stage, die onderdeel vormt van de opleiding, maar kritisch op de vergoeding: “Ik heb er zin in. En wat ook een fijn vooruitzicht is, is dat dit het eerste jaar is dat mijn stageschool een vergoeding geeft. Voorheen was het nul euro. Ik krijg 400 euro per maand krijgen voor drie dagen per week en één dag studie. Of ik daarmee rond kan komen? Nee. Ik heb het afgelopen jaar parttime les gegeven en hopelijk kan ik het combineren met mijn stage en studie. Het zal pittig worden. Als het echt moeilijk wordt, kan ik hulp krijgen van mijn familie. Dat is wel een luxe.”
Een passende vergoeding geeft rust
Die luxe is niet voor iedereen weggelegd. Uit de FNV Young & United-enquête blijkt dat meer dan de helft van de stagiairs in verschillende sectoren hun bijbaan heeft moeten opzeggen. Tegelijkertijd zijn ze ontevreden met hun stagevergoeding en moeten ze extra lenen bij DUO om rond te komen. Lukas Slok (24), student docent geschiedenis aan de Hogeschool van Amsterdam, pleit voor een verplichte stagevergoeding. “Scholen zullen niet geneigd zijn om zelf het gesprek aan te gaan over het geven van een stagevergoeding,” zegt Lukas. Momenteel mogen scholen zelf bepalen of ze een vergoeding geven en hoe hoog deze is. Lukas, die al drie verplichte stages heeft gelopen bij verschillende scholen, waarvan twee onbetaald, beschrijft wat een vergoeding voor hem betekent: ‘rust’. “De dagen dat je stage loopt, kun je niet werken. In mijn tweede jaar had ik drie dagen stage en ook nog les. Daarnaast moest ik werken, anders kon ik de huur niet betalen. Dan voel je de druk.”
‘Ik durfde geen nee te zeggen’
In de lerarenopleidingen is een stage een verplicht onderdeel van het leertraject en als stagiair ben je natuurlijk geen volwaardig werknemer. Toch vindt Lukas dat zijn werk erkend moet worden in de vorm van een vergoeding: “Een stagiair moet vaak extra klusjes doen. Ik zei altijd ja om mee te gaan op excursies, want dat zijn belangrijke leermomenten. Maar dan ben je ook een dag kwijt. Met een vergoeding zou ik minder hoeven te werken bij mijn bijbaan. En als ik minder hoef te werken, dan kan ik mij beter toewijden aan de stage.”
De hoop van Carlijn, Noah en Lukas is dat er een passende vergoeding komt voor het werk dat stagiaires doen in het onderwijs, vooral gezien het huidige lerarentekort. Een vergoeding kan de drempel verlagen om kennis te maken met het onderwijs en een loopbaan als leraar aantrekkelijker maken voor studenten uit verschillende disciplines. Vanuit de politiek lijkt een verplichte stagevergoeding voorlopig echter niet in zicht: GroenLinks-PvdA Kamerlid Mikal Tseggai diende in juni een motie in om onbetaalde stages te verbieden. De motie werd verworpen, onder andere door de regerende partijen.
Eindredactie door Madelief Wapenaar