200 kilometer mountainbiken door de Drentse bossen: een ‘bucketlist-ding’

Beeld: Smilda Fotografie

8 juli 2024, 13:00

Op 15 juni 2024 vond de zesde editie van de jaarlijkse mountainbikewedstrijd Bartje 200 plaats. “Een extreem zware tocht voor echte bikkels,” zo staat vermeld op de website. Uit snel groeiende deelnemersaantallen blijkt dat extreme sportwedstrijden als deze de laatste jaren aan terrein winnen. Red Pers reisde af naar de start van de Bartje 200 in Ees, Drenthe, met de vraag waar deze populariteit vandaan komt.

Auteur: Esther Broenink

Leestijd:

4 Min

“Dit doe ik nooit meer,” riep Joëlle Ruben (25) vorig jaar toen ze over de finish van mountainbikewedstrijd Bartje 200 reed. Toch staat ze vandaag weer aan de start van het 200 kilometerlange parcours dwars door het Drentse landschap. In tegenstelling tot vorig jaar zijn de weergoden de deelnemers vandaag niet goed gezind. Donkere wolken hangen dreigend in de lucht en door de regen van de afgelopen weken heeft het landschap meer weg van een varkensstal dan een fietsparcours. 

Bijna 2500 mensen nemen vandaag deel aan de jaarlijkse wedstrijd. Het grootste deel van hen fietst, net als Joëlle, 200 kilometer. Voor de mensen die dat te ver vinden is twee jaar geleden een tocht van 100 kilometer in het leven geroepen, de Bartje 100. Met deze afstand wil de organisatie de drempel om mee te doen verlagen om zo meer mensen op de fiets te krijgen, zegt organisator Claudia Brink: “Een tocht van 100 kilometer maakt dit evenement toegankelijker, en dat is ons doel.”

Het plezier zit ‘m in de uitdaging

Toch kiest het merendeel van de deelnemers voor de lange route. “De uitdaging, het afzien – veel mensen zien het als een bucketlist-ding, iets dat ze gewoon een keer gedaan moeten hebben,” geeft Brink als verklaring voor de grote groep Bartje 200-deelnemers. De motivatie om extreme uitdagingen aan te gaan is breder zichtbaar in de sport. Zo is het deelnemersveld van de ultrafietstocht the Transcontinental Race in 10 jaar gegroeid van 30 naar 1000 deelnemers en was de Marathon Rotterdam nog nooit zo snel uitverkocht als dit jaar. Voor sommige deelnemers zijn deze evenementen een eenmalig doel om van de bucketlist af te strepen, anderen keren jaarlijks terug en zoeken elke keer naar meer uitdaging.

Tot de laatste groep behoort ook Olaf Westerhof (24), die al mountainbiket vanaf zijn twaalfde en vandaag voor de derde keer in de Bartje 200 start. De lengte van het parcours motiveert hem om elk jaar weer mee te doen: “De uitdaging maakt het leuk. Je trekt jezelf helemaal uit elkaar. Je wil alles eruit halen dat erin zit, en aan het einde van de dag ben je helemaal leeg.”

Waar mountainbiken voor Olaf zijn grote passie is, is het voor clubgenoot Max van der Vegt (24) een welkome afwisseling op het wegwielrennen. Ook hij heeft al meerdere keren meegedaan en heeft als grote doel om het vandaag beter te doen dan de vorige keren: “De afgelopen twee jaar had ik een lekke band of fietste ik verkeerd. Ik had telkens het gevoel dat er meer in had gezeten, dus dan kom ik toch maar weer terug om te proberen nog harder te fietsen.”

Een goed begin is het halve werk, toch?

Red Pers spreekt Olaf en Max vlak voor de start van de wedstrijd op een vakantiepark in Ees, een piepklein dorpje in Drenthe met nog geen 400 inwoners. Rondom de ponyweide van het park staan tientallen fietsen geparkeerd. Daartussen hebben zich groepjes deelnemers gevormd die druk bezig zijn met de laatste voorbereidingen. Rugnummers worden opgespeld, de fietsen worden gecontroleerd en bidons worden gevuld. De deelnemers eten en drinken snel nog iets, en dan is het moment daar om richting de startlijn te fietsen.

De omroeper begint af te tellen, tegelijkertijd klinkt het grommende geluid van de twee crossmotors die de groep begeleiden. Na het startsignaal verdwijnen de deelnemers in het bos. Binnen een mum van tijd heeft de hectiek weer plaatsgemaakt voor een serene vakantierust: de pony’s worden opgezadeld en terwijl de kinderen rondjes op de pony rijden, strijken de ouders neer op het terras.

‘Dit was echt niet normaal, waarom doe ik dit?’

Dat een wedstrijd als deze niet alleen maar leuk is blijkt een paar uur later. De vermoeidheid slaat toe en door de modder op hun gezicht zijn de deelnemers amper te herkennen. Sommigen kunnen nog lachen, maar de meesten hebben een strakke, gefocuste blik. De GPS-tracker van Joëlle staat al een tijdje stil. “Ik heb iets te hard een boom geknuffeld, en ben uitgestapt,” luidt de verklaring.

Ook voor Olaf eindigt de wedstrijd met een botsing tegen een boom. Hij stuurt een bocht in, maar door de drassige ondergrond glijden de wielen weg en zo eindigt ook hij tegen een boom: “Het was verschrikkelijk, het lijkt wel alsof we meedoen aan Blij dat ik Glij.” Gelukkig valt de schade voor beiden mee en kunnen ze alweer nadenken over een revanche. “Volgend jaar wil ik weer meedoen, al hoop ik dan op een iets drogere editie. Het ging wel erg goed, dus dat geeft me moed,” lacht Olaf vermoeid.

Hoe extremer, hoe beter

Terwijl Joëlle en Olaf de schade door de valpartijen opnemen, komen de eerste deelnemers over de finish.  “Ze zien eruit als zwijnen,” roept de commentator. Het handjevol publiek dat er staat lacht instemmend. Na ruim 8,5 uur gefietst te hebben komt ook Max over de streep. Waar hij, net als Joëlle en Olaf, voor de start nog uitkeek naar de uitdaging en het gevecht tegen zichzelf, lijkt hij na 200 kilometer al het plezier in het fietsen kwijt te zijn. “Dit was echt niet normaal, waarom doe ik dit?” is zijn eerste reactie terwijl een vrijwilliger hem de medaille omhangt. De vraag blijft onbeantwoord in de lucht hangen. De ruim acht uur durende tocht in slecht weer door het drassige land heeft Max uitgeput.

Toch lijken het juist deze extreme omstandigheden die dit soort evenementen tot een succes maken. Onderweg hebben deelnemers het zwaar en is het afzien, maar dit maakt de prestatie achteraf nog mooier. Zo blijft het aantal deelnemers van deze en andere uitdagende sportwedstrijden groeien. Of ook Max volgend jaar weer tussen de deelnemers staat laat hij in het midden: “Op dit moment denk ik niet dat ik weer mee ga doen, maar als de brief om aan te melden weer op de deurmat valt, denk ik altijd: het is toch wel leuk.” 

Eindredactie door Madelief Wapenaar

Steun Red Pers

Je las dit artikel gratis, maar dat betekent niet dat het Red Pers niets heeft gekost. Wij bieden jonge, aspirerende journalisten een podium én begeleiding. Dat kunnen we nog beter met jouw steun. Die steun komt met twee voor de prijs van één, want onze sponsor matcht jouw donatie. Geef jij ons vijf euro? Dan ontvangen wij een tientje.

Over de auteur:

Esther Broenink (2000, zij/haar) is na het afronden van haar studie psychologie, gestart met de master journalistiek in Groningen. Als redacteur sport en gezondheid combineert ze haar passie voor sport met haar interesse in de journalistiek. Ze schrijft graag stukken die verder gaan dan de uitslag van de wedstrijd en zoekt naar de verhalen achter het scorebord.

Lees ook:

Nieuwsbrief

Elke drie weken houden we je op de hoogte van wat we schreven en wat we lazen in de Red Pers-nieuwsbrief.

Zoeken

Doneren

Wij bieden jonge, aspirerende journalisten een podium én begeleiding. Dat kunnen we nog beter met jouw steun. Die steun komt met twee voor de prijs van één, want onze sponsor matcht jouw donatie. Geef jij ons vijf euro? Dan ontvangen wij een tientje.