Niets in de woonkamer wijst erop dat hier een Olympische atleet woont. Geen medailles of sportoutfits, zelfs geen sportfoto’s aan de muur. Het zwarte trainingspak dat ze draagt is de enige, subtiele aanwijzing naar de sportieve carrière van Muna Dahouk (28). Over twee maanden vertegenwoordigt ze het Olympisch Vluchtelingenteam als judoka. Dit team werd in 2016 opgericht en staat dit jaar met 36 atleten op de Olympische Spelen in Parijs.
Op dit moment zijn er wereldwijd meer dan 100 miljoen mensen op de vlucht. Het vluchtelingenteam vertegenwoordigt deze mensen. Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) wil met de oprichting van dit team hoop bieden aan andere vluchtelingen en de wereld bewust maken van de omvang van de vluchtelingencrisis. IOC-voorzitter Thomas Bach kondigde de komst van het team aan: “Jullie verrijken onze Olympische gemeenschap en onze samenleving. Door deel te nemen aan de Olympische Spelen laten jullie zien waartoe de mens in staat is, ondanks tegenslagen.” De atleten komen uit 11 verschillende landen. Drie van hen zijn woonachtig in Nederland, waaronder Dahouk.
De liefde voor sport overwint alles
Dahouk groeide op in Damascus, Syrië. Hier begon ze als zesjarig meisje met judo. Samen met haar zusje werd ze getraind door haar vader. Toen haar vader in 2017 door het oorlogsgeweld omkwam, verdween het plezier in de sport en stopte Dahouk met haar grote passie. “Na de dood van mijn vader besloot ik nooit meer terug te gaan naar judo. Ik wilde focussen op andere dingen. Ik was judo bijna vergeten.”
Twee jaar na het overlijden van haar vader vlucht Dahouk samen met haar zusje naar Nederland. Hier werden ze herenigd met haar moeder en broer. Eenmaal in Nederland ontmoette ze een judocoach die ook uit Syrië kwam, hij moedigde haar aan om de sport weer op te pakken. Eerst twijfelde Dahouk: ze had al negen jaar niet gesport. De wil om zichzelf uit te dagen en de liefde voor judo deden haar uiteindelijk toch besluiten om weer te gaan trainen. “Toen ik weer begon met judo was het erg moeilijk. Tijdens mijn eerste trainingen dacht ik: wat doe ik hier.” Het niveau in Nederland ligt erg hoog, Dahouk had weinig trainingsfaciliteiten tot haar beschikking en haar conditie was volledig verdwenen. “Maar ik zei tegen mezelf dat ik niet moest opgeven en moest vechten. Want judo hoort bij mij en ik hoor bij judo.”
Meedoen is belangrijker dan winnen
Een jaar later selecteerde het IOC haar om voor het Olympisch Vluchtelingenteam uit te komen op de Olympische Spelen in Tokyo. “Onderdeel zijn van het Vluchtelingenteam is het beste wat mij is overkomen.” Voor het eerst ontmoette Dahouk andere atleten met een vergelijkbaar verhaal. Ze vonden herkenning bij elkaar, moedigden elkaar aan en werden een hecht team: “We steunden elkaar, want we begrepen elkaars pijn en elkaar situatie. Dat gaf ons meer motivatie, waardoor we één team werden, ondanks dat we elkaar nog nooit eerder hadden gezien.” Dahouk en de rest van het team hadden weinig tijd gehad om te trainen, waardoor andere Olympiërs soms op hen neerkeken. Dat maakte hen niet uit: “Het kon ons niet schelen, wij wilden gewoon onze droom waarmaken. We hebben geen medailles gehaald, maar dat is oké want wij hebben de Olympische Spelen behaald.”
Eerst judoka, daarna pas vluchteling
Voor Dahouk waren de Olympische Spelen ook een manier om met haar gevoelens om te gaan. Mensen keken niet langer naar haar als vluchteling, maar als Olympisch atleet. Ze bewonderden haar doorzettingsvermogen en prestaties: “Toen mensen mij vroegen wat ik deed in mijn leven nu ik gevlucht was, kon ik vertellen dat ik een judoka was die vocht voor de Spelen. Dit voelde goed en gaf me een trots gevoel.”
Dit jaar keert ze terug op de Olympische Spelen. Waar ze de vorige keer slechts een jaar had kunnen trainen, is ze nu beter voorbereid. Met het Vluchtelingenteam gaat ze naar drie judocompetities per maand, over de hele wereld. Ook heeft Dahouk steun gevonden in het Nederlands team. Samen met haar grote voorbeelden Sanne van Dijke en Roy Meyer traint ze regelmatig op het topsportcentrum in Papendal. Gespannen kijkt ze uit naar haar optreden in Parijs: “Ik ben zo blij en tegelijkertijd zo nerveus. Ik moet vechten. Ik moet op zijn minst één ronde winnen.”
‘Als het geen oorlog was, denk ik dat ik een Syrische Olympiër zou zijn’
Voor Dahouk zijn het haar laatste spelen, daarna stopt ze waarschijnlijk met judo. Nog één keer staat ze op het grootste en meest belangrijke sportevenement ter wereld. Niet op de manier die ze verwacht had, maar dat maakt haar niet minder trots: “Als het geen oorlog was denk ik dat ik een Syrische Olympiër zou zijn, ik zou mijn land vertegenwoordigen. Maar eigenlijk maakt het geen verschil, want vóór alles moet je je menselijkheid vertegenwoordigen. Ik ben zo trots dat ik alle vluchtelingen mag vertegenwoordigen en ik zal er mijn hele leven trots op blijven.”
Dahouk kijkt opzij, naar een foto aan de muur. Op de foto staat haar vader, hij kijkt strak maar vriendelijk voor zich uit. Hij heeft haar de liefde voor judo als klein meisje al bijgebracht. “Hij is mijn held, hij is mijn grootste rolmodel. Door hem ben ik nu hier en sta ik op de Olympische Spelen. Hij is mijn held voor altijd.”
Eindredactie door Madelief Wapenaar