Gastredacteur Wen Xin van der Linden sprak met Hendrik Vos, hoogleraar Europese politiek aan de Universiteit Gent. In het eerste deel van deze serie las je hoe het Europees Parlement wetsvoorstellen goedkeurt, afkeurt of wijzigt. Daarnaast heeft het ook een controlerende taak, net zoals nationale parlementen hebben. Vos geeft als voorbeeld: “De Europarlementsleden kunnen vragen stellen aan de Raad van Ministers en de Europese Commissie. Ze kunnen ook onderzoekscommissies instellen als er ergens iets lijkt mis te zijn gegaan dat geanalyseerd moet worden om beleidsaanbevelingen te kunnen doen.” Wat ook bij dat controleren hoort, is dat het Parlement het vertrouwen in Europese Commissie kan opzeggen. Dan moet er dus een andere Commissie komen.
Geen vaste meerderheid
In het Europees Parlement is er geen vaste meerderheid, wat een verschil is met de politiek op nationaal niveau. Vos: “Na nationale verkiezingen wordt er een regering en kabinet gevormd. Daarmee is het voor iedereen duidelijk dat in de volgende jaren de politieke partijen die in het kabinet vertegenwoordigd zijn, in het Parlement de meerderheid vormen.” In de praktijk worden de wetten daardoor heel sterk vanuit die partijen gestuurd.
In het Europees Parlement is die vaste meerderheid er niet. Voor de ene Europese wet wordt er mee ingestemd door een meer linkse meerderheid en een andere wet zal door een meer rechtse meerderheid ingestemd worden met steun van enkele linkse parlementariërs en omgekeerd. Daardoor moet je in het Europees Parlement voor elke wet opnieuw een meerderheid zien te krijgen, vertelt Vos.
Besluitvorming
Dan zijn er nog wat instellingen bij de besluitvorming op Europees niveau betrokken, te beginnen bij de Europese Commissie. Vos: “Formeel is het dus niet het Europees Parlement dat met de wetsvoorstellen komt, maar is het de Europese Commissie die zich daarmee bezighoudt.” Wel is het zo dat het Europees Parlement aan de Europese Commissie kan vragen voor een bepaald onderwerp met een wetsvoorstel te komen. Dat zal de Europese Commissie in de praktijk nooit kunnen weigeren.
Dan hebben we ook nog de Raad van Ministers, ook wel bekend als de Raad of de Raad van de Europese Unie. De Raad van Ministers doet eigenlijk het hetzelfde als het Europees Parlement. Als voorbeeld geeft Vos: “Als er een landbouwwet bekeken moet worden, zijn het de 27 ministers van Landbouw uit de lidstaten die daarover bijeenkomen. Bij een milieuwet zijn het de 27 ministers van Milieu die bijeenkomen.” Uiteindelijk moeten de wetsvoorstellen dus zowel gedragen worden door het Europees Parlement als door de Raad van Ministers om een nieuwe Europese wet te hebben.
Dan is er ook nog de Europese Raad, bestaande uit de regeringsleiders van de lidstaten. Wanneer zij bijeenkomen, zitten daar onder andere Mark Rutte, Alexander de Croo (België), Emmanuel Macron (Frankrijk) en Olaf Scholz (Duitsland) bij en besluiten ze in grote lijnen wat de prioriteiten voor Europa zijn. De Europese Raad houdt zich daarentegen niet bezig met de wetgeving en zal dan ook zelden stemmen.
In het derde deel van deze serie over de Europese verkiezingen lees je over hoe de politieke partijen uit de verschillende lidstaten zich georganiseerd hebben in het Europees Parlement en hoelang het gemiddeld duurt voordat wetsvoorstellen worden aangenomen.
Eindredactie door Joey Tol
Wen Xin van der Linden (1998, zij/haar) studeerde Journalistiek aan de Hogeschool Utrecht. Na haar afstuderen begon ze aan een traineeship voor radio en tv bij de NPO. Daarnaast schrijft ze nog graag verhalen over politiek en democratie en interlandelijke adoptie.