“Jono, I never said sorry to your face, so I’ll say it in this song. I was young, but more so I was wrong”. James Smith, zanger van het Britse viertal Yard Act, richt zich tijdens Down by the Stream, het derde nummer van het afgelopen vrijdag uitgekomen Where’s My Utopia?, tot zijn klasgenootje dat vroeger gepest werd. Zelf recent vader geworden, staat hij stil bij zijn eigen jeugd, bij zijn pesten en gepest worden. Het is een teken van een artiest die op zijn tweede plaat meer naar binnen kijkt, de maatschappijkritiek meer links laat liggen en zichzelf onder de loep neemt. Toch wringt het dat hij zijn excuses aan Jono zo publiekelijk moet verkondigen. En zo wringt er wel meer aan het album, waarop de band zich kwetsbaar opstelt, nieuwe onderwerpen en genres aansnijdt, maar het cynische, ijdele sarcasme dat hen kenmerkt toch niet los durft te laten.
Met hun eerste album The Overload plaatste Yard Act zich midden in een culturele zeepbel van Britse post-punk, ofwel bandjes die met een semi-working class esthetiek gepaard met licht ironische praatzang zich zorgen maken over post-Brexit Groot-Brittannië. Sleaford Mods waren trendsetters, later volgden Idles, Fontaines D.C., Shame, Squid, Dry Cleaning, Working Men’s Club, Black Country, New Road en de rest van het personeel van je lokale Dr. Martens winkel. Iets aan het sardonische, ergens tussen ruig en onderkoelde, van deze sound raakte een maatschappelijke snaar. Ze trapte lekker omhoog tegen een vaag gedefinieerd establishment en mobiliseerde zo een klasse-sentiment waar klaarblijkelijk behoefte aan was. Begin 2022 was het voor Yard Act niet moeilijk om hierop in te spelen. De mannen uit arbeidersstad Leeds bezongen de Britse gewone man, in de knel tussen zijn kleine dorp, racisme, en de snel veranderende wereld om hem heen. Het leverde ze een nominatie voor een Mercury Prize en een duet met Elton John op.
Twee jaar verder en diezelfde zeepbel staat op springen. Het artrock-ensemble Black Country, New Road verkoos de orkestrale route, Idles deed Coldplay herrijzen met tattoos en A.I., en de grote belofte van dit moment, The Last Dinner Party, verklaarde post-punk passé. De mannen van Yard Act lijken het hier moeilijk mee te hebben.
Waar ze proberen te innoveren klinkt het ongemakkelijk. Grifter’s Grief wordt begeleid door twinkelende toetsen die niet zouden misstaan op een eurodance nummer uit de vroege nullies, en eindigt in emo-achtig geschreeuw. Zangeres Katy J Pearson verleent When the Laughter Stops een zoet refrein waarop ze wel erg makkelijk smuggling, struggling, juggling en funny thing met elkaar laat rijmen. Afsluiter A Vineyard for the North, een verder mooi nummer over het verlangen naar een leven op een wijngaard, bevat een zo overdreven outro dat je je even waant op een plaat van Son Mieux. Zo belandt het album esthetisch gezien in een niemandsland, waar het wil afrekenen met conventionele post-punk, maar geen houvast vindt in wat daar voor in de plaats moet komen.
‘And if it’s not a hit, we were being ironic!’
Waar de band wel in uitblinkt, is een stukje zelfrelativering. Op single en hoogtepunt We Make Hits bijvoorbeeld, waar de mannen luid en duidelijk toe geven dat ze, jawel, hits maken. “Not hits like Nile Rodgers, just that we ain’t hook dodgers”. Ze zijn zich bewust van hun rol binnen een scene waar een hit eigenlijk een vies woord is, en spelen met plezier met deze verwachtingen. Hierin is Yard Act op zijn sterkst. Zelfgenoegzaam, tongue-in-cheek, dubbelzinnig zonder heel duidelijk aan te geven waar ze zelf staan. “And if it’s not a hit, we were being ironic!”
Het is die dubbelzinnigheid die ze enerzijds siert, maar anderzijds op deze meer persoonlijke plaat ook onderuit haalt. Introspectie en ironie zijn geen twee handen op een buik, zo hoor je op het 7 minuten durende middelpunt Blackpool Illuminations. Mocht je het hele album al hebben gewacht op het antwoord op de vraag waar dat utopia dan is, dan mag je het hier vinden tussen loze platitudes. Er is geen utopia, utopia vind je waar je leert om te gaan met tegenslag, het onbekende is de enige hoop op een betere toekomst, je hebt geen utopia nodig!
Het is jammer dat ze de behoefte voelen om het dermate voor te kauwen. Want het nummer eindigt ontroerend, op de pier van Blackpool, met het zoontje waarin Smith al zoveel van zichzelf begint te zien. Het is een klein, sentimenteel moment. Helaas lukt het hem niet om het klein te laten. “So why the fuck was I wondering what wankers would think of album two?” vraagt hij zichzelf af. Misschien hadden ze dat inderdaad toch wat minder moeten doen.
Eindredactie door Isa Martens