Net als de rest van jong Nederland maakt de Red Pershttps://redpers.nl/wp-content/uploads/2020/09/redperslogo-1.png deze zomer weer overuren op het terras. Fluitjes, frietjes, flirten: in de kroeg kruipt het leven langzaam voorbij. In terrasverhalen schrijft de https://redpers.nl/wp-content/uploads/2020/09/redperslogo-1.png over bijzondere ontmoetingen, gekke gebeurtenissen en awkward aanvaringen. Deze week het vierde deel in Hotel Golden Tulip in Rome.
De avond was al even gevallen toen we met zijn tweeën neerstreken op een terras aan de voorzijde van Hotel Golden Tulip, zo’n twee straten gelegen van het Station Termini. Het was verstikkend warm, niet alleen door de hitte maar des te meer door de liter rode wijn die we eerder dronken en ons had laten verdwalen door de Romeinse vias.
Het terras stond op een verhoging aan de straat. Strakke stoelen en lege tafels deden de plek geen gezelligheid aan. Popmuziek kwam zacht, schel en zonder bas uit twee speakers die aan de hoeken van het platform stonden. De broeierige avond en de lichtheid in onze hoofden trokken zich daar echter niets van aan. Zonder door te hebben waar we eigenlijk waren, bestelden we twee Cosmopolitans bij de ober. Een man-in-pak met gele das en ongelukkige wrat op zijn ooglid bracht ons vriendelijk lachend twee cocktailglazen en wat droge nootjes.
Verwikkeld in een gesprek over wat ongetwijfeld diep van inhoud leek maar dat niet was, werden we onderbroken door een dame die langs ons liep. Ze had blonde haren die enigszins in de war zaten, maar als ogenschijnlijk Italiaanse deed het eerder nonchalant aan. Met vermoeide bruine ogen keek ze naar ons en vroeg ze in het Engels met onbekend accent: “How are you?” Ons van geen kwaad bewust beantwoordden we haar vraag met groot enthousiasme, hetgeen haar uitnodigde een plaats in te nemen aan het tafeltje naast ons.
Ze ging gekleed in een rood shirt met oranje letters, daaronder had ze een gebloemd rokje aan. De verhoging van het terras verhulde eerder haar blote voeten die, zwart van de vervuilde straten, zich nu aan ons toonde. Waar haar schoenen waren wist ze niet. “Can I have a beer?”, vroeg ze ons, terwijl ze haar ogen neersloeg. De harde trekken van haar gezicht verzachtten en iets dat leek op schaamte streek over haar gelaat. Waar eenieder onze keuze wellicht als naïef zou beschouwen, waren wij, wellicht ook bedwelmd door de wijn en de avond, niet van plan haar zomaar weg te wuiven. Binnen vroeg ik om een biertje in een take-away cup, voor het geval ze gelijk weg zou willen.
I give this to you, you want it?
Toen ik de drank voor haar neus zette dacht ze dat ik koffie voor haar had gehaald, vanwege de dikke schuimlaag die bovenop lag. Om te bewijzen dat dat niet zo was schonk ik het bier alsnog in een glas. Ze begon aan haar shirt te trekken: “I give this to you, you want it?”, in een poging om een tegenprestatie te leveren voor het gevraagde.
Nog voor we konden zeggen dat dat niet nodig was, trok ze het kledingstuk over haar hoofd. In vol ornaat toonde ze haar magere bovenlichaam aan ons. Ze zat gebogen waardoor haar borsten over het dunne vel van haar buik hingen. Verwachtingsvol hield ze het shirt in haar hand en strekte haar arm naar ons uit, terwijl we beiden verwoed een poging deden haar te bedekken met een sjaaltje waarop de Sint-Pieter was uitgetekend. Ze draaide met haar ogen en deed haar shirt weer aan.
Het leek alsof ze zichzelf geen identiteit meer aanmat
In het licht van de witte terraslampen werden de blauwe plekken op haar lichaam zichtbaar. De gaten en barsten in haar huid die eerder niet opvielen, tekenden ineens haar gezicht. Op de vraag waar ze vandaan kwam, vertelde ze dat ze Russisch was. Haar man had drie huizen maar die zat al negen jaar in de gevangenis.
Haar naam wilde ze niet zeggen. Bij die vraag lachte ze droevig en keek ze weg terwijl ze haar benen over elkaar vouwde en haar handen met zwarte nagels daar overheen sloeg. Het leek alsof ze zichzelf geen identiteit meer aanmat. Haar vroegere gedaante bestond in een ander leven, dat ze vervloekte omdat het haar had doen belanden in deze hoedanigheid. Dakloos en verslaafd, zo beeldde ik het me in.
Na enige tijd bekroop ons een triest gevoel. We wilden naar huis maar konden haar niet meenemen. Binnen vertelde de ober ons tijdens het afrekenen dat ze wel vaker langs liep – ze had zelfs weleens de speakers van het terras gejat. Hij zei het met een vertrokken gezicht. De aanblik van de vieze vrouw besmeurde duidelijk het klassieke en deftige karakter waar hij naar streefde.
Ze probeerde binnen te komen maar werd tegengehouden door de bediening, die de deuren voor haar neus dicht deden. Ze bleef voor het raam naar ons kijken. Met hangende schouders liep ze uiteindelijk de straat uit, het sjaaltje met de Sint-Pieter erop zwaaide langs haar benen op de grond.
Met medewerking van Daan Stoop.