Gen-Z staat erom bekend een flink deel van het maandelijks budget stuk te slaan op restaurants en in koffietentjes. DUO binnen? Laat de cocktails maar voorrijden! Hoe kan het dat studenten vet bijlenen maar wel dure zalmbroodjes eten?
Het is een van de meest intrigerende paradoxen van deze tijd: studenten liggen massaal aan een overheidsinfuus om hun studentenleven te bekostigen, maar het diploma aan het eind van de rit geeft geen garantie meer tot een stabiel bestaan. Voldoende reden om het leven bescheiden aan te vliegen, zou je denken.
Maar de praktijk is anders. Met een hyperverfijnde kledingsmaak en eetstijl proberen jongvolwassenen zich te onderscheiden. Dropt er een nieuwe patta? Halen die handel! Valt de belastingteruggave positief uit? Drie weken naar Bali in mei! Ome DUO binnen? ‘Doe maar het menu. Mét wine pairing.’
Consumeren om sociale status te verwerven
Conspicious consumption, of ‘opzichtige consumptie’, zou de Noors-Amerikaanse econoom-socioloog Thorstein Veblen (1857-1929) dit verschijnsel noemen.
Hij zag al vroeg in dat men dingen niet enkel koopt voor het intrinsieke nut. Het gaat volgens Veblen niet om het voorwerp zélf – of eten, in dit geval –, maar om het effect dat de aankoop ervan genereert op anderen. Luxe eten gaat niet over het daadwerkelijke eten maar om de magie en mystiek die de dorade rose toevoegt aan je persona. Want zeg nou eerlijk, is die paar vierkante centimeter halfvette vis nou echt 35 piek waard?
Hoe duurder of exclusiever iets is, hoe begerenswaardiger het wordt
Studenten gooien geld over de balk, bijvoorbeeld voor ambachtelijke gebakken brood van broodjuwelier Le Fournil de Sebastien, omdat ze denken er iets uit te kunnen halen.
Door je eigen imago van een culinair sausje te voorzien maak je als het ware reclame voor je eigen rijkdom om zo sociale status te verwerven, voegen onderzoekers Giacomo Corneo en Olivier Jeanne toe in hun artikel Conspicious consumption, snobism and conformism uit 1996. En hoe duurder of exclusiever iets is, hoe begerenswaardiger het wordt.
Corneo en Jeanne bouwen voort op het werk van Veblen maar onderscheiden twee verschillende effecten: de bandwagon en het snob-effect.
Aanschuiven na weken van sparen – of simpelweg het opschroeven van je DUO – in dat éne industrieel afgewerkte restaurantje waar je al je vrienden al weken over hoort, om zo mee te kunnen praten in de UB de volgende dag: hop on the bandwagon! Een artistieke, ietwat mysterieuze foto van een net geopende zolderkamersushizaak waar nog niemand vanaf weet, het liefst vergezeld door een geheimzinnig tekstje als ‘if you know, you know’: duidelijk een snob.
Al die extravaganza gaat studenten niet in de kouwe kleren zitten. Zo registreerde Stichting Bureau Krediet Registratie (BKR, een afkorting die je als Gen-Z’er later geheid nog gaat tegenkomen) dat het aantal jongeren met schulden de afgelopen vijf jaar is verdubbeld, een ‘zorgwekkende trend’.
Diezelfde trend ziet ook Jasper Scholten in zijn boek Het Millenial Mysterie. Onze generatie staat er, op z’n zachts gezegd, belabberd voor, ziet hij. Ruim 75 duizend millenials zitten thuis met stress en voor de ‘pechgeneratie’ studenten begonnen na 2015, zo blijkt, hun vaak torenhoge studieschuld opeens wél mee te tellen bij een hypotheekaanvraag. Maar waarom dan tóch dat diner op vrijdagavond, terwijl het budget-technisch eigenlijk helemaal niet past?
De streefklasse houdt een façade op
Het opzichtige deel van Veblen’s ‘opzichtige consumptie’ is de laatste jaren steeds belangrijker geworden. Tien jaar geleden kon je enkel indruk maken op je mede restaurantgangers door eens flink uit te pakken.
Maar tegenwoordig herkent iedereen de Instagrambeeldtaal die hoort bij het buitenzetten van de horecabloemetjes in een van de vele (veel te) prijzige restaurants die onze hoofdstad rijk is. Eén post en meteen weten al je vierhonderd, zevenhonderd of misschien wel tweeduizend volgers dat jíj aan het genieten bent zoals anderen dat (net) niet kunnen.
Je kent het wel, de foto’s – of erger nog, boomerangs – die tegelijkertijd ergernis en jaloezie oproepen, maar je toch ook esthetisch laten watertanden en de persoon in kwestie stiekem ook wel een beetje cool laten lijken.
Een groeiend aantal jonge Amsterdammers heeft een ongelimiteerd boodschappenbudget en een VanMoof voor de deur. Maar voor de meeste studenten is dat (nog) niet het geval. Toch spiegelen zij zich in veel opzichten aan die nieuwe elite. Op ‘de gram’ lijken al deze hippe twintigers met hun restaurantfotootjes één pot nat.
Maar er is wel degelijk een verschil, een onzichtbare scheiding. In The Sum of Small Things: A Theory of the Aspirational Class legt hoogleraar openbaar beleid Elizabeth Currid-Halkett uit dat je Instagramfeed soms rijker lijkt dan hij daadwerkelijk is. Want als dat ene werkgroepgenootje weer een heel weekend op een terras in De Pijp heeft gezeten slaat op dinsdagmiddag bij jou de twijfel toe. ‘Moet ik ook niet alvast ergens reserveren? Ah, gelukkig kan ik m’n zorgverzekering terugboeken.’ Je boekt. De foto komt er. De hearteyes stromen binnen. Het weekend is om. Je rekening is leeg.
De streefklasse probeert de culinaire codes en eet-grillen van hun rijkere evenknieën te kopiëren
In Amsterdam is die onzichtbare scheiding tussen groepen niet alleen te vinden in het restaurant maar ook op, bijvoorbeeld, de huizenmarkt, waar de geluksvogels wonen in een koophuis, vaak pal naast wanhopige huurders die maandelijks soms wel meer dan de helft van hun salaris overmaken naar een hebberige huisbaas.
De aspirational class, of ‘streefklasse’, noemt Currid-Halkett die laatste groep. Een groep die de culinaire codes en eet-grillen van hun rijkere evenknieën wil kopiëren maar dat met moeite kan rondbreien en dus financieel kwetsbaar is.
Meedoen is belangrijker dan winnen. Of het nou gaat om echte luxe of wannabe-luxe. Onbedoeld zorgt deze dynamiek ervoor dat een steeds grotere groep studenten vast komt te zitten in een eet- en uitgavenpatroon een dikke lik boven hun stand. Al die oesters en burrata-pizza’s maskeren de kans op echte mobiliteit, op ware toetreding tot de gastronomische stadselite. Het is wachten tot de bubbel knapt. Tot de pinmachine ‘geen saldo’ aangeeft. Het is wachten tot afhaalchinees weer hip wordt.
Met medewerking van Danielle Kliwon.