In aanloop naar het Europees kampioenschap voetbal schrijft Danielle Kliwon elf weken lang over de elf posities in het elftal. Ze bekijkt het huidige team en haalt herinneringen op aan de Nederlandse spelers van weleer, zoals Krol, Israël, Van Breukelen en Koeman. Deze week: de rechterverdediger.
Ik ben geen groot fan van Theo Maassen. Ik begrijp best dat mensen hem hilarisch vinden en ik heb af en toe ook weleens gegrinnikt bij een goede grap, maar mijn cabaretier is het niet. Wat best raar is, want ik houd van harde humor en maatschappijkritiek. Ieder zijn meug, denk ik dan. Maar één ding van Theo dat mij wel kan bekoren, is zijn beschrijving van Berry van Aerle. Want ik weet net als Theo, ‘Berry is niet de beste voetballer is die we ooit hebben gehad‘, maar het is wel het soort voetballer waar je naar terugverlangt.
Het soort speler dat dertien seizoenen voor dezelfde club speelt en het niet doet voor het geld maar voor het spel. Zo’n speler die, wanneer zijn carrière ten einde loopt, besluit te stoppen waar het allemaal is begonnen, in Helmond. Samen met zijn twee jeugdvrienden met wie hij vroeger op pleintjes speelde, speelde hij als Europees kampioen zijn laatste voetbalseizoen bij eerstedivisionist Helmond Sport. De cirkel was rond. Niet het soort speler die de jeugdopleiding doorloopt en vervolgens transfervrij vertrekt. Of één die kiest voor het grote geld en in het buitenland op de bank belandt. Maar één die oprecht tevreden is, als hij maar kan voetballen.
Berry was een verdediger, niet zo’n harde als Krol en Israël, en hij veegde ook niet z’n kont af met het shirt van de Duitsers. Hij is een nuchter en bescheiden persoon en was een net zo nuchtere en bescheiden voetballer. Hij groeide op in Het Haagje, een echte volksbuurt in Helmond die afgelopen jaar een hoofdrol speelde in de NPO-serie Typisch. Arbeiderswoningen en knusse straatjes. Zijn vader werkte in de Philipsfabriek en ging op zaterdag door de buurt om wat bij te verdienen. Er moesten vijf kindermonden gevoed worden en Berry, die als tiener voetbalde voor HVV Helmond, had voetbalschoenen nodig.
Op zijn achttiende werd hij gescout door PSV. Er viel een brief op de deurmat waarin hij werd uitgenodigd om een testwedstrijd te komen spelen. Hoe ze bij hem terecht zijn gekomen weet hij niet. Hij denkt zelf dankzij wijlen Skiete Willy, die ook bij HVV had gespeeld.
Berry was bloednerveus. Zo erg zelfs, dat toen hem werd gevraagd op welke positie hij speelde, hij antwoordde: linksbuiten. Daar had Berry nog nooit gespeeld. Hij wist niet eens wat een linksbuiten moest doen. Zijn profcarrière leek te eindigen voor die goed en wel begonnen was.
Maar het ging verrassend goed. Ondanks zijn onwennigheid op de positie scoorde Berry twee keer en maakte hij een degelijke indruk. Zo degelijk dat hij werd uitgenodigd om als amateur aan te sluiten bij het tweede elftal van PSV. Hij greep die kans met beide handen aan. Hij ontpopte zich als een ontzettend snelle back die moeiteloos de zijkanten van het veld beliep, en dat leverde hem de bijnaam Turbo Berry op. Na minder dan een jaar in het eerste elftal, niet als linksbuiten, maar als rechtsback.
Op die positie zou hij de rest van zijn voetbaljaren blijven spelen. Bij PSV, FC Antwerp, Helmond Sports en ook het Nederlands elftal. Als rechtsbuiten won hij in 1988 de dubbele Europese titel: zowel de Europa Cup I met PSV als het Europees kampioenschap met Oranje. Hij legde de grote Romario in de luren, sliep op een kamer met Marco van Basten en was een van de stille krachten. Het soort speler dat niet opvalt, maar er wel altijd staat. De rechtsback zonder wie we het EK niet hadden gewonnen.
Toch hebben al zijn sportieve successen niet gezorgd voor een gevulde bankrekening. Theo Maassen maakte er grapjes over in zijn show. Maar het is geen geheim dat, in tegenstelling tot andere voetballers uit die tijd, voetbal van Berry geen rijk man heeft gemaakt. Theo zei over Berry: “Het mooie van Berry was, al die andere voetballers van PSV die verdienden miljoenen. Maar Berry wist daar helemaal niks van. Berry was de enige voetballer in de Eredivisie die elke maand gewoon netjes z’n contributie betaalde.”
Nadat hij werd afgekeurd als prof, solliciteerde hij als postbode. Een vriend van hem werkte ook bij de PTT. Waarom niet, moet hij hebben gedacht. Berry hield niet van stilzitten en nu hij niet meer kon voetballen, had hij niet veel meer omhanden. Tijdens zijn sollicitatiegesprek kreeg hij vragen als ‘stel, de post valt in een plas water. Wat doe je?’ Berry antwoordde: ‘Proberen droog te maken.’ Hij werd aangenomen en was plots niet meer Turbo Berry, maar Berry de postbode. ‘Soms lijkt het alsof ik als postbode beroemder ben dan als voetballer,’ zegt hij er zelf over. Zonder enige ironie.
Hij is inderdaad niet rijk geworden van het voetballen en moet nog altijd werken voor de kost. Maar dat vindt Berry helemaal niet erg. Hij is een tevreden man die nergens te groot of te klein voor is. Bovendien, net als vele anderen herinner ik me Berry omdat hij vijf keer landskampioen werd. Omdat hij de Europa Cup I won en drie keer de KNVB beker. Omdat hij Europees kampioen werd en in een topploeg speelde. Niet omdat hij postbode was of omdat hij met zijn imposante prijzenkast geen miljonair is geworden. Dat is de enige rijkdom die Berry verlangt.
Theo weet het mooi te brengen: Berry van Aerle, de antiheld. Maar over één ding zijn we eens: hij is het soort voetballer waar je naar terugverlangt.
Turbo Berry, wat een vent.
Met medewerking van Detlev Hiep