Hoe is het om te stoppen met je universitaire opleiding om boer te worden? Lisa Markslag vroeg het Arthur (27). Hij stopte met zijn studie in Wageningen en werd tuinder. ‘Het voelde als een verademing’
Arthur Nooren (1993) studeerde plantenwetenschappen in Wageningen. Na een tweedaagse ministage bij een kweker kwam hij erachter dat hij het kweken van bijzondere groenten interessant vond en daar later iets mee wilde doen. Hij begon de Wageningen Student Farm en na een turbulente periode stopte hij met zijn studie. Nu heeft hij een eigen bedrijf: Smaak Groenten.
Op deze tuinderij van ongeveer één hectare verbouwt Arthur allerlei groenten en kruiden die in harmonie groeien met de natuur. In dit interview vertelt hij over zijn ambities, zijn liefde voor het land, en zijn overstap van theorie naar praktijk.
Arthur, jij bent tuinder geworden. Waarom?
Voedsel produceren voelt voor mij als de meest nuttige manier om mijn tijd te besteden. Daar komt bij dat ik het gewoon heel leuk vind om te doen. Deze duurzame manier van groente kweken vind ik ook heel mooi – zo krijg je de mooiste producten.
En hoe ging dat proces; van student naar tuinder?
Tijdens mijn studie moesten we een tweedaagse ministage doen en mijn interesse lag bij kweken. Toen ontmoette ik Wim Bijma, een tuinder in Osdorp. Ik zag hem aan het werk en dacht: dit vind ik prachtig, dit wil ik ook!
Ik riep enkele medestudenten op om samen een Student Farm op te zetten in Wageningen. We kregen land en faciliteiten van de universiteit en er kwamen steeds meer nieuwe studenten bij. Met zijn vijven hebben we het in tweeënhalf jaar tot een succes gemaakt en weer overgedragen aan een nieuw bestuur. Tegen die tijd had ik echter een zware burn-out.
Ik was een avond met de Student Farm toen mijn armen, benen en gezicht gevoelloos werden. Hierna bleef ik extreem gespannen, kreeg ik nachtmerries en kon ik geen prikkels meer hebben. Ik stopte een half jaar met alles en werkte aan mijn herstel. Toen ik weer een vak oppakte na dat halve jaar, begon ik me weer slechter te voelen en realiseerde ik mijn dat ik moest stoppen met studeren. Nog twee jaar zo door, dat kon ik niet meer.
Toen ik stopte met studeren was ik nog niet fit genoeg om fulltime te werken. Ik besloot een paar maanden te gaan reizen. Tijdens deze reis besefte ik dat ik naar Amsterdam moest: naar de tuinderij van Wim en dicht bij mijn familie en vrienden. Ik ben bij Wim in de leer gegaan en heb twee jaar voor hem gewerkt als leerling.
Vooral de onzekerheid van anderen is moeilijk
Hoe keek je omgeving naar die stap? Waren er zorgen?
Zeker. Over het algemeen was het niet heel verbazend voor mensen: ze vonden het wel bij me passen. Tegelijkertijd zag niemand hoe het dan rond komt, hoe je geld gaat verdienen. Dus daar was wel veel scepsis over in het begin. Mijn ouders zeiden elke maand wel weer: “je kan ook een baan nemen hè, ik zeg het alleen”. Dan werd ik natuurlijk boos, want ik was keihard een andere kant op aan het gaan. Vooral de onzekerheid van anderen is moeilijk.
Hoe voelde het om over te stappen van een universitaire studie naar praktisch werk?
Het is even stil.
Als een verademing. Tijdens mijn studie had ik het gevoel dat we op een wolkje zaten met ons wetenschappelijk onderzoek, en het niet meer konden doortrekken naar de praktijk. We leerden niet eens hoe je een plantje opkweekt. Het was allemaal theorie die we moesten toepassen in kunstmatige kamers met kunstmatig licht – alles was gecontroleerd. Het mooie is dat ik nog steeds veel met theorie bezig ben maar dat het nu aansluiting heeft op de praktijk. Wat er gebeurt op de tuinderij is eindeloos complex, en je moet het toch een beetje kunnen ontcijferen.
Meer dan zes uur per dag fysiek werk kan je wel volhouden, maar dan word je moe, versleten, mager
Belemmert je WO-achtergrond je ook op een bepaalde manier?
Het belemmert me niet dat ik theoretisch ben opgeleid, maar wel dat ik niet praktisch ben opgeleid. Toen ik drie jaar geleden bij Wim kwam, kon ik helemaal niets. Ik wist nog niet eens hoe je een kruiwagen vult en die een beetje handig en snel ergens heen moet kruien. Ik moest alles tenminste een keer hebben gezien voor ik er handig in werd.
Is het alleen maar leuk?
Het is fysiek zwaar. Wat ik heb geleerd van Wim is: als je nog kan lopen, dan kan je nog werken. Dat is hoe de oude garde het altijd heeft gedaan en hoe het nu nog steeds gaat. Dat vind ik niet de juiste instelling, omdat je dan geen energie meer hebt voor nieuwe dingen. Meer dan zes uur per dag fysiek werk kan je wel volhouden, maar dan word je moe, versleten, mager. Idealiter werk ik vier uur per dag op de tuin. Dan heb ik nog genoeg energie om te herstellen.
Wat vind je het mooiste aan je werk?
Het buiten zijn, op het veld – vooral ’s ochtends vroeg vlak na zonsopgang, dat is gewoon prachtig. Ik loop rond, kijk hoe ver de groenten zijn. Als ik zie dat ze allemaal mooi groeien, word ik daar blij van.
Met medewerking van Vera Kurpershoek.