De zondagsdiensten hebben voor veel reformatorische christenen plaatsgemaakt voor een digitale variant. Wat doet het met de jongeren uit deze gemeenschap om minder vaak naar de kerk te gaan? Redacteur Rosa Hordijk ging in gesprek met drie van hen.
Afgelopen maand maakte de regering strengere maatregelen bekend om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Er is hierin een uitzonderingspositie voor kerken. In deze publieke binnenruimtes geldt het https://redpers.nl/wp-content/uploads/2016/08/max-in-ny-1.jpgimumaantal van dertig personen namelijk alleen als dringend advies. Dit heeft alles te maken met het recht op godsdienstvrijheid. Er heerst veel onbegrip over dit grondrecht en reformatorische gemeenten zijn terughoudend in het geven van commentaar. Des te meer ontbreken verhalen van jongeren uit deze kring: vinden zij het stiekem wel lekker om minder naar de kerk te gaan, of missen ze het juist in deze tijd?
Herbert-Jan Hattem (22) – Staphorst, Hersteld Hervormde Kerk
Herbert-Jan Hattem schrijft op dit moment zijn masterscriptie en is voorzitter van SGP-jongeren in Staphorst. Hij vertelt over zijn ervaringen met de online kerkdiensten: “In het begin lijkt het best lekker; je kan net voor de kerkdienst je bed uitrollen en thuis in je comfortabele kleding naar een preek luisteren.”
‘Het gevoel dat je onderdeel bent van een kerkelijke gemeente, beleef je minder als je achter je laptop zit’
Toch weegt dit voordeel voor hem niet af tegen de nadelen. “Geloof is natuurlijk ten diepste iets individueels: je gelooft of je gelooft niet. Een heel wezenlijk onderdeel van het christelijke geloof is echter wel het samenkomen, het omzien naar elkaar. Het gevoel dat je onderdeel bent van een kerkelijke gemeente, beleef je minder als je achter je laptop zit.”
Dat samenkomen gaat nu op uitnodiging. De gemeenteleden zijn op basis van achternaam in groepen verdeeld. Ook is er een extra dienst toegevoegd. Hattem vertelt over de toegevoegde waarde die het kerkbezoek volgens hem heeft. “Juist in crisistijd is het zo mooi om naar de kerk te gaan. Het is een plek van troost, bezinning en hoop. Het is mooi om daar samen te bidden, voor onszelf maar ook voor de rest van de samenleving en de regering. Wij geloven dat dit echt invloed kan hebben.”
Voor de Staphorstenaar is het geloof fundamenteel voor zijn leven. Hij vertelt openlijk dat hij bij alles wat hij doet, rekening probeert te houden met wat er in de Bijbel staat. “Het is dan weer niet zo dat ik bij elke beslissing even door de Bijbel blader,” zegt hij lachend. “Kijk, wij doen ook gewone dingen. Wij gaan ook naar de sportschool en naar het werk, maar het geloof is wel iets wat je hele leven doorkruist.”
Rebecca Rozendaal (21) – Nieuw-Lekkerland, Gereformeerde Gemeente Eben-Haëzerkerk
In het dagelijks leven is de 21-jarige Rebecca Rozendaal leerkracht op een basisschool ‘met de Bijbel’. In oktober trouwde ze. In ons videogesprek vertelt ze uitgebreid over hoe het virus veel stress opleverde bij het regelen van de bruiloft. Over de digitale diensten vertelt ze lachend: “Je kunt ondertussen een kopje koffie drinken, dat kan in de kerk niet.” Toch gaat Rozendaal liever fysiek naar de kerk. Dat dat nu minder kan, geeft haar een onbehaaglijk gevoel. “Als christen is de Bijbel je kompas. Het brengt voor mij een bepaalde onrust met zich mee dat je niet zo onder het woord van God bent, zoals Hij dat wel van ons vraagt.”
Reformatorische christenen moeten een balans vinden tussen het nemen van hun eigen verantwoordelijkheid en afhankelijk zijn van God
Volgens Rozendaal moeten reformatorische christenen een balans vinden tussen het nemen van je eigen verantwoordelijkheid en afhankelijk zijn van God. Dat is volgens haar soms een lastige strijd. “Het is eigenlijk de bedoeling dat je de door God ingestelde overheid gehoorzaamt, totdat het echt tegen Zijn woord in gaat. En dat valt te nuanceren, want gaat met meer dan dertig mensen naar de kerk gaan tegen de wil van God in, of niet?”
De ophef die hierover heerst in Nederland, begrijpt Rozendaal goed. Toch is godsdienst in haar ogen uniek. “Godsdienst is iets van levensbelang. Iets wat niet alleen over dit leven gaat, maar ook over het leven hierna. De kerk is onder andere ingesteld om God te vragen onze zonden te vergeven, zodat we later in de hemel kunnen komen. Daarom is het echt van levensbelang om er alles aan te doen om ook in deze tijd de kerk te behouden.”
Wouter Kaptijn (27) – Urk, CGK Ichthus Kerk
Wouter Kaptijn is geboren en getogen ‘op’ Urk en gaat daar naar eigen zeggen nooit meer weg. Hij werkt als business unit controller bij een van de grootste kaasbedrijven van Nederland. Daarnaast is hij voorzitter van de jeugdraad. Openhartig vertelt Kaptijn over de invloed die de coronamaatregelen op hem hebben. “Je merkt gewoon dat je persoonlijke geloof zwakker wordt als je niet fysiek naar de kerk kunt gaan. Je krijgt het woord van God op een hele andere manier mee dan als je in de kerk komt en daar de mensen ziet en spreekt. De gemeente helpt in die zin wel om je geloof te onderhouden.”
Ondanks dat nadelige effect is Kaptijn gelukkig met de uitzonderingspositie die er is voor kerken. “Ik ben heel blij dat in de Grondwet is vastgelegd dat we in die zin een aparte groep zijn. We hebben een overheid die daar aan voorbij zou kunnen gaan, aangezien het overgrote deel van de regering niet christelijk is.”
Die uitzonderingspositie is volgens de Urker in zekere zin logisch. “Ik snap wel dat men zich met ons vergelijkt, maar die vergelijking kan je in principe niet maken als je niet weet wat geloven is.”
Maar wat is geloven dan voor Kaptijn en wat brengt het hem in deze tijd? “Het is lastig wat er op dit moment allemaal gebeurt, af en toe heb je geen antwoorden. Dat hoeft ook niet. Soms moet je er maar vanuit gaan dat de bedoeling van God goed is, al kunnen wij dat niet begrijpen. Dat is eigenlijk ook geloven; je gelooft in iets wat je niet ziet, iets wat in principe niet te bewijzen is.”
Kaptijn voegt toe: “Besef goed dat wij reformatorische jongeren echt niet anders zijn dan ‘jullie’. Ik geloof gewoon in God en jij misschien iets minder, maar dat betekent niet dat we compleet verschillend zijn.”
Met medewerking van Roos Post.