Zo nu en dan leid ik toeristen rond door het centrum van Amsterdam. Met een feloranje paraplu en minstens zo kek hoedje transformeer ik onmiskenbaar tot tourgids.
Zo banjer ik dan door de stad, met een groep van twintig toeristen in mijn kielzog. Ik laat ze de hoogtepunten van het stadscentrum zien: van de Dam tot de Oudemanhuispoort, van het Spui tot de coffeeshops en van de Waag tot de wallen. Ik leer ze grachtengordel (‘gjregtengjordel’) zeggen en vertel ze ondertussen over de geschiedenis van de stad.
Wanneer we eindigen op de Dam vraagt er wel eens iemand wat nou de leukste plekken zijn buiten het centrum. Plekken die nog niet zo toeristisch zijn, om echt de sfeer van de stad te proeven. Ik snap die vraag, het is er een die ik zelf ook zou stellen. Immers, iedereen wil ‘doen wat de locals doen’. Maar tussen de gids en de Amsterdammer in mij ontwikkelt zich een tweestrijd: ga ik eerlijk antwoorden of niet?
Toeristen laten zien waar toeristen niet komen heeft namelijk een gevolg: ze komen er wel.
Dat maakt het lastig kiezen. Je wil je werk goed doen, en het is leuk om je favoriete plekken van de stad te delen met anderen. Bovendien bouw je in een wandeling van twee uur best een band met mensen op, die je het dan ook gunt om verder dan alleen de gjregtengjordel en de wallen te kijken. Aan de andere kant heb je er totaal geen zin in dat je favoriete plekken overstroomd worden door toeristen. Nu zal dat ook niet gebeuren als ik aan twintig toeristen vertel wat mijn favoriete plekken zijn. Maar zij zullen het doorvertellen aan andere toeristen, en belangrijker: ik ben niet de enige tourgids met favoriete plekjes.
Inmiddels is het ooit prachtige strand om redenen die zich wel laten raden omgedoopt tot Koh Poo Poo
Het bedrijf waar ik werk geeft minimaal zeven tours op een dag. Dat zijn 140 toeristen per dag, 980 toeristen per week, 51 duizend toeristen per jaar. Elk jaar wordt de stad overspoeld door dik vijf miljoen toeristen, allemaal op zoek naar toeristloze plekjes. Misschien maak ik niet het verschil, maar samen hebben de gidsen van Amsterdam een grote invloed op het gaan en staan van de toeristen.
Mijn tweestrijd lijkt in die zin op het Lonely Planet-effect: zet een verborgen plekje in een reisgids en binnen de kortste keren is het vergaan aan massatoerisme. Zo verscheen Koh Phi Phi ooit in de Lonely Planet, een pareltje onder de Thaise stranden. Inmiddels is het ooit prachtige strand om redenen die zich wel laten raden omgedoopt tot Koh Poo Poo. Of neem Bali, dat voor het eerst in 1972 in de Lonely Planet verscheen. Het eiland was toen nog bijna vrij van toeristen. Inmiddels komen er ongeveer zes miljoen toeristen per jaar.
Wat ik mijn toeristen vertel? Meestal stuur ik ze naar de Jordaan als ze echt Amsterdamse sfeer willen proeven. In een goed en oud verleden misschien geen leugen, maar inmiddels is de Jordaan allang ten onder gegaan aan het Lonely Planet-effect. Alleen weten toeristen dat nog niet. Zolang zij denken dat ze zich onder de locals bevinden, kunnen wij nog genieten van onze favoriete plekjes. Een leugentje om bestwil, noemen ze dat.