Ik was zestien, we waren aan het basketballen voor de deur. Verderop in de straat liep een torenhoog figuur met donkergrijs gemodelleerde krullen. Bij elke stap bleven de krullen onbewegelijk op zijn hoofd staan. Uit het niets schreeuwde iemand: ‘Beestjes!’ De man (die kinderen uit de buurt logischerwijs de beestjesmeneer noemden) begon te zingen en te dansen.
‘Weet je wat ik zie als ik gedronken heb? Allemaal beestjes. Zoveel beestjes om me heen. Beeeeestjes! Beeeeestjes! Ze kijken allemaal naar mij. Ik weet ook wel dat ik mezelf nep, want er zijn geen beestjes. Maar ik zie beestjes om me heeeeen!’
Een Hollandse hit uit 1967, die was blijven hangen. De beestjesmeneer was verder vrij nors en nukkig. We hadden ook een tuinman. Heel kort maar. Die stond namelijk alle bomen te bewateren met zijn eigen straal. Vaak zie ik hem op weg van het station naar mijn ouders. Midden in het weiland, broek op de enkels, stralend tegen de wind in. En lachen joh. Nog steeds zeg ik hem gedag met: ‘Dag meneer de tuinman.’ Moet ‘ie nog harder lachen.
Dan had je nog zo’n figuur die het grappig vond om ons te laten schrikken. Als we dan op een bankje zaten te blowen, kwam hij schreeuwend uit een struik gesprongen. Waren we meteen niet meer stoned.
Sinds kort woon ik in de Hoofddorppleinbuurt. Vanuit m’n appartement kan ik een stichting zien. Dag en nacht lopen de met drugs platgelegde mannen door de buurt. Ergens doet het me denken aan de stichting achter ons ouderlijk huis – een gek vertrouwd gevoel.
Ik begrijp de mensen niet die zeggen dat ze gek, of gevaarlijk zijn. Of ik ben de echte gekken nog niet tegengekomen, dat kan ook. Het enige wat ik me afvraag: zien zij de Matrix wel en zien wij hem als enige niet? Dat zou mooi klote zijn.
Waarom ik hieraan denk is omdat ik steeds meer leeftijdgenoten zie afdwalen in het domein van de geesteszieke. Althans, zo noemen de ‘normale’ mensen ze. Ze zijn afwijkend van de norm en dus niet normaal. De omgeving is vaak geschrokken en ontdaan, ze voelen zich verlaten door een persoon die ze dachten te kennen. Guess what, die persoon vocht met demonen en verloor. Kan jou net zo goed overkomen.
Ik voel me een paria in deze wijk, een insect.
Toegegeven: ik weet ook niet hoe ik met zo’n situatie moet omgaan. Ik vind mezelf dan ook van tijd tot tijd een slappe lul. Doe ik er juist goed of slecht aan door met ze om te gaan? Ik gok dat veel mensen dezelfde angst hebben.
Vorige week dronk ik koffie, op het terras van het café beneden. Een man uit de stichting sprak me aan. Ik bood hem een glas water en een sigaret aan.
‘God, wat ben ik blij dat er iemand doet alsof ik normaal ben,’ zei hij.
‘Maar wat is normaal?’ vroeg ik hem.
‘Dat maakt niet uit. Een gesprek is altijd fijn. Ik voel me een paria in deze wijk, een insect.’
‘Wij zijn gewoon twee mannen die wat drinken op terras. Laat je niet gek maken.’
‘Geloof me, dat ben ik al… een wandelende gek.’
‘Dan zijn wij twee gekken op terras. Prima toch.’