Duizend euro korting op het collegegeld in het eerste studiejaar zou meer studenten moeten trekken, zo beoogt het huidige kabinet. Sinds de afschaffing van de basisbeurs in 2015 steken studenten zich gierend in de schulden, waardoor potentiële doorstromers afzien van een vervolgstudie. Is het hebben van een studieschuld van alle tijden of wordt studeren (weer) voor de elite?
Tekst door Daimy Comijs en Patrick Karg
Beurzen, beurzen en beurzen (1815 – 1986)
De studiefinanciering is zo oud als ons Koninkrijk. Van 1815 tot 1843 konden studenten met ‘academische capaciteiten’ aanspraak maken op studiebeurzen. Er werden zo’n twintig tot dertig beurzen per universiteit uitgekeerd die per faculteit werden verdeeld. De beurzen bedroegen ongeveer 200 á 300 gulden per jaar. Aangezien een jaar studeren aan bijvoorbeeld de universiteit van Groningen al tussen de 600 en 1000 gulden kostte, was studeren aan een universiteit voor velen alsnog onbereikbaar.
Ruben Schalk, postdoctoraal onderzoeker Economische en Sociale Geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht, onderstreept dat: “Alhoewel de rijksbeurzen bedoeld waren om de middenklasse op weg te helpen, werd de beurs veelal ingezet om de verarmde elite te steunen.” Dit omdat onder andere hoogleraren en leden van de toelatingscommissie vonden dat een plek op de universiteit uitsluitend voor de hoogste stand bedoeld was.
Omdat er vanaf 1840 een explosieve economische groei plaatsvond, werd het voor minderbedeelden ook mogelijk om de sociale ladder te beklimmen. De overheid speelde hierop in door onderwijswetten in te zetten die een andere, nieuwe onderwijssituatie inluidde. Het beurzenstelsel werd uitgebreid, en in de jaren 20 van de vorige eeuw konden studenten ook rentevrij lenen. “Er ontstond steeds meer het beeld dat studeren een investering was in jezelf en niet vanuit de overheid moest worden bekostigd,” legt Schalk uit. De beurzen werden daarom naar beneden bijgesteld en er kwamen steeds meer leningen bij. “Dit zorgde ervoor dat steeds meer ‘middenklassers’ ook naar de universiteiten konden.”
Het debat over de invulling van het ondersteuningssysteem duurde voort. Vanaf de jaren 50 werd de ‘studietoelage’ geïntroduceerd, die later werd geïntegreerd in de kinderbijslag. Dit laatste systeem kende vele voorwaarden en variabelen; onder andere het aantal kinderen in een gezin en de studieresultaten waren van invloed op de hoogte van de kinderbijslag en andere tegemoetkomingen. Ook het inkomen van de ouders telde mee, waardoor het systeem sociaal niet eerlijk in elkaar zat, legt Schalk uit. “Iedere student kreeg een ander bedrag omdat de bijslag inkomensafhankelijk was, dus hoe minder je ouders verdienden, hoe minder je kreeg. Dit was omdat je een percentage van je inkomen kreeg als bijslag.” Daarnaast tastte het systeem volgens Schalk de zelfstandigheid van studenten aan. “Kinderen waren erg afhankelijk van hun ouders. Als je bijvoorbeeld een slechte relatie had met je ouders, bestond er de kans dat je niks kreeg.”
De basisbeurs en de fuck you-mentaliteit (1986 – 1991)
Mede door de grote kritiek op de kinderbijslag, was de tijd rijp voor een nieuw systeem. In 1986 werd dan ook de basisbeurs ingevoerd waarna iedere student voortaan hetzelfde bedrag per maand ontving. De ouders, die tot dan toe een flinke vinger in de pap hadden in het leven van hun studerende kinderen, kregen geen extra kinderbijslag meer. Studenten moesten onafhankelijker worden en verder diende de toegankelijkheid van het onderwijs te worden verbeterd, zo klonken de nieuwe uitgangspunten van kabinet Lubbers I.
Toen er werd aangekondigd dat er een vijfjarige basisbeurs werd ingesteld, brak de hel los.
Een van de studentes die daarvan profiteerde was Arja Snoek. Zij studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht van 1983 tot 1989. Vóór de invoering van de basisbeurs dekten haar ouders de studiekosten. “Met de basisbeurs en mijn bijbaantje kon ik zelf kiezen hoe ik mijn geld verder spendeerde. Ik heb mezelf aangeleerd om op een verantwoordelijke manier met geld om te gaan. Op deze manier kon ik mijn studie afronden zonder een lening te hoeven afsluiten. Dat scheelt toch echt in je latere leven wanneer je bijvoorbeeld een huis moet kopen of een gezin krijgt.”
Niet iedereen was te spreken over de basisbeurs. De voornaamste kritiek luidde dat kinderen van rijke ouders er óók op vooruit zouden gaan, omdat iedere student voortaan hetzelfde bedrag ontving. Tel daarbij de introductie van de ‘langstudeerboete’ bij op – na zes jaar studeren werd het collegegeld met 40 procent verhoogd – en het resultaat laat zich raden: studentendemonstraties.
“De jaren 80 was echt een protestgeneratie,” zegt Arja lachend. “De mentaliteit onder studenten was eigenlijk dat je het ‘echte’ leven maar zo lang mogelijk moest uitstellen. De werkloosheid onder jongeren was zo verschrikkelijk hoog, dat je als twintiger beter zo lang mogelijk kon gaan studeren. Ik merkte onder mijn medestudenten dat er veel geleend werd, zonder dat ze er echt bij stilstonden. Regelmatig werd de grap gemaakt dat we ‘baanloosheid’ studeerden. Eigenlijk was er, met name naar de overheid, een fuck you-mentaliteit. Dus toen er werd aangekondigd dat er een vijfjarige basisbeurs werd ingesteld, brak de hel los.”
De studentendemonstraties konden er heftig aan toe gaan. Zo bestormden studenten in 1988 naakt het Binnenhof en claimden ze te zijn uitgekleed door de overheid. Vele ruiten sneuvelden en op andere plekken werden toespraken van politici verstoord. Geweld werd daarbij niet geschuwd: bij een uit de hand gelopen demonstratie werd toenmalig minister van Onderwijs en Wetenschappen Wim Deetman gebombardeerd met eieren en kreeg hij een schop in zijn buik te verduren. Na dit voorval moest hij een tijd worden beveiligd.
Bijschaven (1991 – 2015)
Net als alle voorgaande systemen, was ook de basisbeurs in de jaren die volgden aan grote verandering onderhevig. Tot 1991 kregen studenten bijvoorbeeld een reiskostenvergoeding, die werd vervangen door het studentenreisproduct. Met de invoering daarvan ging een verlaging van de basisbeurs gepaard. Dit kwam neer op zo’n veertig gulden voor thuiswonenden en ruim zestig gulden voor uitwonenden. Ook hadden studenten die een vierjarige studie volgden nog maar vijf jaar recht op de basisbeurs, en werd de renteloze studielening omgezet in een lening tegen een laag rentepercentage.
Studenten die dichtbij hun studie woonden, kregen niet de mogelijkheid om de ov-jaarkaart te weigeren, zonder dat hun beurs werd verlaagd. Dit stoorde veel studenten en zorgde wederom voor protesten. “Studenten hechtten erg veel waarde aan hun autonomie. Door de beperkingen en opleggingen van de overheid kreeg de universiteit een erg schools karakter, waar veel studenten dus op tegen waren,” vertelt Schalk. Dit bleek dan ook uit een onderzoek uit het jaar van de introductie, waarin 57% van de studenten aangaf in meer of mindere mate tégen de invoering van de ov-jaarkaart te zijn.
Twee jaar later volgde een nieuw element: de tempobeurs. Studenten dienden jaarlijks minstens een kwart, en later vijftig procent van de studiepunten te halen, anders werd hun beurs in een lening omgezet. In 1996 wordt dit veranderd in een prestatiebeurs: de beurs werd pas omgezet als de studenten niet binnen een bepaalde tijd – de studieduur plus twee jaar – hun diploma haalden. Daarnaast kregen ze nog maar vier jaar een beurs, tenzij hun studie langer duurde. Daar zat volgens Thea Jonkman, woordvoerder voor DUO, een goede reden achter: “In eerste instantie was de basisbeurs een gift, zonder dat er regels en wetten aan vast zaten. Doordat er steeds meer studenten langer studeerden en er meer studenten bijkwamen, was het niet meer te doen om iedereen een beurs uit te betalen. Ook maakten sommige ‘studenten’ misbruik van het systeem. Zij, ook wel spookstudenten genoemd, schreven zich in bij een opleiding die ze niet volgden en ontvingen dan de beurs.” In 2000 was er een lichtpuntje voor studenten die niet goed tegen de druk van het studeren konden: de prestatiebeurs werd versoepeld naar tien jaar.
Tot 2015 bleef de basisbeurs verder dalen, terwijl de studiekosten stegen. Waar de uitwonende student in 1986 nog maandelijks 600 gulden kreeg toegestopt, moesten de laatsten van de generatie basisbeurs het doen met 266 euro in de maand. Ondertussen verdriedubbelde het collegegeld bijna. Daarnaast werd de duur van het studentenreisproduct ingekort: van tien jaar – de https://redpers.nl/wp-content/uploads/2016/08/max-in-ny-1.jpgimale duur van de prestatiebeurs – tot de duur van de eerste studie plus één jaar.
Terug in de tijd (2015 – heden)
Uitgerekend bij het tweehonderdjarig jubileum van de studiefinanciering, en net voor het dertigjarig bestaan van de basisbeurs, werd het leenstelsel opnieuw ingevoerd. Studenten dienen sinds 2015 weer een lening af te sluiten met een https://redpers.nl/wp-content/uploads/2016/08/max-in-ny-1.jpgimum bedrag van 1034,85 euro per maand. Daarnaast hebben ze 35 jaar om dit bedrag af te lossen naar draagkracht. In het debat dat door deze hervorming oplaaide, kwamen oude standpunten zoals de toegankelijkheid van en doorstroom binnen het onderwijs weer bovendrijven. De zorgen bleken niet geheel onterecht. Zo is de doorstroom van het mbo naar het hbo gedaald, wat voor een groot deel te verklaren is door de leenaversie van mbo-studenten. Er wordt gevreesd voor een tweedeling in de maatschappij.
Het Nibud ziet daarnaast dat steeds meer studenten lenen en de schulden omhoog schieten. Zo steeg de totale studieschuld van 12 miljard eind 2012, naar 17,6 miljard euro in 2016. Ook het aantal studenten dat leent is omhoog gegaan van 43 naar 78 procent. “Met het lenen an sich is niks mis,” zegt Karin Radstaak van Nibud, “maar je moet er wel rekening mee houden dat het moet worden afbetaald. Veel studenten lenen https://redpers.nl/wp-content/uploads/2016/08/max-in-ny-1.jpgimaal en dat vinden wij een gevaarlijke ontwikkeling omdat het een enorm bedrag is wat je moet terugbetalen. Dat kan je in je latere leven veel beïnvloeden als je bijvoorbeeld een huis wilt kopen of een lening moet afsluiten. Veel studenten doen het om te sparen, maar aan die spaarbelofte kunnen studenten zich maar moeilijk houden.”
Een van die studenten die https://redpers.nl/wp-content/uploads/2016/08/max-in-ny-1.jpgimaal bijleent is Mirabel Vlaming. Ze begon in 2015 met de bachelor Bodem, Water en Atmosfeer aan de Universiteit van Wageningen. “Ik leen https://redpers.nl/wp-content/uploads/2016/08/max-in-ny-1.jpgimaal omdat ik alles zelf moet betalen. Als je studeert en op jezelf gaat, zijn daar nu eenmaal kosten aan verbonden.” Zelf heeft ze weinig problemen met het lenen. “Het is jammer dat we geen beurs meer krijgen, maar ik heb er vertrouwen in dat ik mijn studie gewoon haal en dat ik een goede baan krijg.”
Een ander potentieel gevaar van het leenstelsel is de toename van keuzestress. Uit onderzoek blijkt dat studenten meer nadenken over de studiekeuze sinds de afschaffing van de basisbeurs. Voor Mirabel heeft dit zeker een belangrijke rol gespeeld in het maken van haar studiekeuze. “Naast dat ik mijn studie gewoon heel erg leuk vond, heb ik ook zeker naar de baankansen gekeken. Misschien dat ik daarom minder gestrest ben over de lening. Ik kan begrijpen dat als je bijvoorbeeld psychologie of geschiedenis studeert, dit anders ligt.”
Dit systeem is eigenlijk het sociaalste dat we tot nu toe hebben gehad.
Is het dan alleen maar een slechtnieuwsshow? Volgens Ruben Schalk zijn er ook zeker goede kanten aan het nieuwe leenstelsel. “Dit systeem is eigenlijk het sociaalste dat we tot nu toe hebben gehad en houdt meer rekening met de studenten die uit armere gezinnen komen. Zij krijgen namelijk een hogere aanvullende beurs en kunnen door het lenen wél aan een studie beginnen.” Schalk plaatst hier wel de kanttekening bij dat arme gezinnen vaker opzien tegen het aangaan van een lening omdat ze bang zijn dat ze de schuld niet kunnen terugbetalen. Het zou daarom goed zijn als hier meer voorlichting over zou zijn voor de aanvang van een studielening, meent Schalk.
Met de introductie van het leenstelsel lijkt de geschiedenis zich te herhalen. De tijd zal leren of het huidige stelsel, nu de vierde grote hervorming sinds het begin van studiefinanciering, stand houdt.
Dit is het eerste artikel in onze serie over studentenschulden.