Twintig procent van de Nederlanders krijgt te maken met een angststoornis. Ondanks het hoge percentage wordt er weinig over gesproken. Voor velen blijft een angststoornis een abstract begrip en ermee omgaan als buitenstaander is dan ook een lastige opgave. Hoe ga je om met iemand die een angststoornis heeft?
Ik kreeg mijn eerste paniekaanval in de zomer van 2015. Terwijl ik bezig was in huis kreeg ik opeens geen adem meer en voelde het alsof mijn hart door mijn borstkas naar buiten bonsde. De angst nam mijn hele lichaam over en helder nadenken was nagenoeg onmogelijk. Mijn paniekaanvallen werden in de maanden daarop steeds erger en ik begon sociale situaties te vermijden. Uiteindelijk zag ik er zelfs tegenop om naar de supermarkt te gaan, omdat ik te bang was om in het openbaar een paniekaanval te krijgen. Daarnaast piekerde ik constant over mijn gezondheid, omgeving en over mijn toekomst, zonder dat daar een directe aanleiding voor was. Uiteindelijk kwam de huisarts met de diagnose: gegeneraliseerde angststoornis.
Het dagelijkse leven zag ik niet meer zitten
Mijn leven onderging een drastische verandering. Niet alleen had ik nu een angststoornis, ik was een heel ander persoon geworden. Ik was dol op concerten en in de zomer daarvoor had ik nog het Oost-Europese festival Exit bezocht. Het enige wat ik nu wilde, was thuis op de bank zitten. Ik was zo overprikkeld dat ik het dagelijks leven niet meer zag zitten en ik moest in therapie. Het was niet alleen voor mij een grote verandering, maar ook voor familie en vrienden. Zij zagen een levenslustig meisje veranderen in een angstig en uitgeput persoon.
Als ik weer eens een uitnodiging van een feestje afwees, kreeg ik vaak opmerkingen dat als ik misschien eenmaal op het feestje was, het allemaal wel mee zou vallen en dat het gewoon in mijn hoofd zat. Het waren begrijpelijke reacties, maar hierdoor voelde ik mij niet serieus genomen. Ik voelde mij als ‘angstgestoorde’ vaak onbegrepen en ik schaamde me voor mijn beperking. Hierdoor wilde ik er liever niet over praten en voelde ik me erg alleen in mijn stoornis.
Afleiding en grenzen
Tijdens mijn behandeling leerde ik hoe ik opener kon leren praten over mijn stoornis en hierdoor konden mijn familie en vrienden er ook beter mee omgaan. Zo vroeg mijn vriend me of mijn tenen krom stonden als hij aanvoelde dat ik aan het begin stond van een paniekaanval. Of hij begon over iets anders, waardoor ik afgeleid raakte en mijn angst geen ruimte meer kreeg. Doordat hij zich probeerde in te leven in mijn angst, werd het makkelijker voor mij om open te zijn over mijn stoornis.
Daarnaast leerde ik om duidelijke grenzen te stellen voor mijzelf. Dit is zowel voor iemand met een angststoornis als de omgeving erg belangrijk. Wanneer ik het bijvoorbeeld te moeilijk vond om op een zaterdagavond naar een drukke kroeg te gaan, kwamen mijn vrienden vaak gewoon bij mij thuis om vervolgens zelf de stad in te gaan. Op deze manier kun je toch een gezellige avond hebben zonder dat iemand er iets voor hoeft in te leveren.
Advies
Door mijn behandeling leerde ik dus steeds beter omgaan met mijn stoornis. Er waren veel goede dagen, maar er zaten zeker ook slechte bij. Dit was niet alleen teleurstellend voor mij, maar ook voor mijn omgeving, waarvan iedereen bang was dat ik in oude patronen terug zou vallen. Zij hoopten eigenlijk op een constant stijgende lijn in mijn herstel. Angststoornissen zijn weliswaar goed behandelbaar, maar zwakke plekken zullen altijd blijven, bijvoorbeeld wanneer vermoeidheid of spanningen de kop opsteken. Het is dus belangrijk om iemand met een stoornis de rust en de ruimte te geven en je niet teveel te laten leiden door de slechte momenten, maar juist door de goede. Een angststoornis blijft een ongrijpbare aandoening, maar wanneer je je als buitenstaander begripvol en geduldig opstelt, zal dat het herstel bespoedigen.