Voor een reactie op het artikel ‘Nederland gooit bommen en jij weet niks’ sprak ik met Terry Gill, hoogleraar Militair Recht aan de Universiteit van Amsterdam. Hij legde uit hoe hij erop vertrouwt dat Nederland er alles aan doet om burgerslachtoffers te voorkomen, maar dat het gevaarlijk kan zijn om hier al te veel informatie over te geven.
De regels
Met zijn expertise in het Militair Recht is Gill bij uitstek de man die kan vertellen of het Ministerie van Defensie volgens de regels handelt. Een uitleg die hij als volgt begint: “Om goed te kunnen begrijpen wat er hier aan de hand is, moeten we onszelf de vraag stellen: welke juridische regels gelden er? Het antwoord op die vraag is te vinden in het humanitair oorlogsrecht. Dit recht vormt voor Nederland het uitgangspunt als het aankomt op de omgang met burgers in conflict.”
Volgens Gill “mag het worden benadrukt dat het humanitair oorlogsrecht het veroorzaken van burgerslachtoffers niet per se verbiedt. Wat verboden wordt is het plegen van niet-onderscheidende aanvallen (offensieve en defensieve gevechtshandelingen), of aanvallen die buitensporig veel burgerslachtoffers of schade aan civiele objecten veroorzaken. Buitensporig ten opzichte van het ‘concrete en directe militaire voordeel’ dat behaald kan worden. Dat houdt in dat het humanitair oorlogsrecht ervan uitgaat dat er vaak onvermijdelijk burgerslachtoffers zullen vallen, maar dat er gepoogd moet worden om hun aantal zoveel mogelijk te beperken.”
De afweging
Een commandant moet zichzelf dus constant afvragen: weegt het militaire voordeel op tegen de mogelijke burgerslachtoffers die er gemaakt gaan worden? “Om die vraag te beantwoorden, word je als commandant geacht om jezelf goed te informeren. Hierbij moet ten eerste blijken of het om een militair doel gaat. Ten tweede wordt het militaire voordeel afgewogen tegen de verwachte aantallen burgerslachtoffers en nevenschade aan civiele objecten. Ten derde moet er alles aan gedaan worden om de juiste voorzorgsmaatregelen te treffen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het inlichten van de burgerbevolking, de keuze van munitie en de timing van de aanval.”
In het geval van luchtaanvallen wordt die informatie vaak door zogenaamde forward air controllers geleverd: soldaten die specifiek zijn opgeleid en uitgerust om van tevoren en tijdens een aanval op de grond doelen aan te geven. “En laat dat nou juist het probleem zijn in Irak, en vooral in Syrië. We zitten daar alleen maar in de lucht en hebben dus vrijwel geen betrouwbare forward air controllers. Tel daarbij op dat burgers door IS systematisch als schild gebruikt worden en dat het gevecht zich nu vooral in stedelijke gebieden afspeelt. Je zult dan inderdaad vaker dan gewenst burgerslachtoffers maken,” legt Gill uit.
Juridisch verantwoord
“Maar betekent dit dat we verkeerd handelen? Ik denk van niet,” gaat Gill door, “Ik weet hoe het Nederlandse leger werkt. Ik heb het volste vertrouwen in hun respect voor het humanitair oorlogsrecht. Ze doen hun uiterste best om zich alsnog goed te informeren (bijvoorbeeld via drones) en wegen zeer kritisch de gevolgen van iedere aanval af. Daarbij moet je beseffen dat ‘schone oorlogen’, waarbij burgers volledig buiten schot blijven, niet bestaan. Tenzij je midden in de woestijn of op volle zee vecht. Maar in een conflict met een tegenstander die zich niets van de regels aantrekt, is dat volledig onhaalbaar.”
De instantie die Defensie moet controleren, het Openbaar Ministerie (OM), lijkt deze bewering te ondersteunen. Aan de hand van zogenaamde After Action Reports (AAR’s) bepaalt het OM of er volgens de regels gehandeld is. AAR’s zijn verslagen die na ieder vuurcontact worden opgesteld. Zodoende heeft het OM bij slechts vier van de 1800 luchtaanvallen die Nederland heeft gepleegd, besloten om over te gaan op verder onderzoek. Waarbij het ook nog eens feiten in plaats van strafrechtelijke onderzoeken betreft, onderzoeken die erop gericht zijn om vast te stellen wat er bij een aanval precies gebeurd is. “Dat betekent niet dat er geen burgerslachtoffers zijn gevallen. Maar simpelweg dat de aanvallen in overeenstemming met het humanitair oorlogsrecht uitgevoerd zijn,” aldus Gill.
De echte criminelen in Irak en Syrië zijn Assad, de Russen en IS zelf
“Zodoende staan de aantallen burgerslachtoffers alleen in de planningsgegevens en de AAR’s,” legt Gill uit, “en die AAR’s zijn op hun beurt topgeheim. Ze vertellen veel over de modus operandi van Nederland. Bepaalde aanvalspatronen en -strategieën worden mogelijk herkend. Informatie die vijanden als IS in de kaart kan spelen.”
Democratisch verantwoord?
Maar zoals eerder uitgelegd vraagt Airwars de lidstaten niet om hun AAR’s, maar om de datum, plaats en het tijdstip van hun aanvallen. Zoals de informatie die Canada gaf over hun missie. Airwars zou daarmee na kunnen gaan welke lidstaat bij welk incident betrokken was zodat die staten verantwoording af kunnen leggen voor de burgerslachtoffers die ze maken.
Hierover zegt Gill: “Het vrijgeven van dergelijke informatie hoeft niet per se operationeel problematisch te zijn, zoals het vrijgeven van AAR’s dat wel is. Maar er kunnen eventueel andere argumenten zijn waarom sommige landen, waaronder Nederland, deze informatie niet prijs willen geven. Zo is het bijvoorbeeld onmogelijk om verantwoording af te leggen over de burgerslachtoffers, zonder daarbij het gehele afwegingsproces openbaar te maken. Wat weer ernstige operationele gevaren met zich mee brengt. Maar ik kan daar verder geen uitspraken over doen. Om de simpele reden dat ik de argumenten niet ken.”
Volgens Airwars is het echter de democratische plicht van iedere lidstaat van de coalitie om verantwoording af te leggen over de burgerslachtoffers die ze maken. Een plicht waaraan de lidstaten op dit moment niet voldoen. Hierop stelt Gill licht geïrriteerd: “De echte criminelen in Irak en Syrië zijn Assad, de Russen en IS zelf. Als er één partij is die zijn uiterste best doet om zich aan het humanitair oorlogsrecht te houden, is het de internationale coalitie waar Nederland deel van uit maakt. Het is wel een zeer extreme vorm van selectieve verontwaardiging als je de coalitie dan vraagt om hun verantwoordelijkheid serieuzer te nemen.”
Gill ziet wel een belangrijke rol voor publieke controle, uitgevoerd door de pers en NGO’s als Airwars. “Die controle dwingt staten ertoe om volgens de regels te blijven handelen. Maar de controle moet niet tot operationeel gevaar leiden.”
Of de publieke controle in het geval van de Nederlandse bombardementen in Irak en Syrië onnodig in de weg wordt gezeten, is uiteindelijk een vraag die Gill niet kan beantwoorden. Zoals gezegd kent hij de redenen niet voor het achterhouden van de informatie waar Airwars naar vraagt. Wat echter wel duidelijk wordt is dat hij erop vertrouwt dat het Nederlandse leger er alles aan doet om in lijn met het humanitair oorlogsrecht te handelen. En dat er dus gegronde redenen zullen zijn die het huidige transparantiebeleid rechtvaardigen.