Vandaag, op 1 juli, wordt Keti Koti, ofwel ‘ketenen gebroken’, gevierd. Het is 154 jaar geleden dat Nederland de slavernij afschafte, als een van de laatste landen in Europa. Herinneringen aan deze tijd zijn niet alleen te vinden op de plantages in Suriname en de Nederlandse Antillen, maar ook in Amsterdam.
De Dam. Toen: Stadhuis/Sociëteit van Suriname. Nu: Paleis op de Dam
De geschiedenis van de slavernij werd voor een groot deel bepaald in het paleis op de Dam. Niet iedereen weet dat zich daar, voordat het een koningshuis was, zich daar het stadhuis van de hoofdstad bevond. Ook de Sociëteit van Suriname vergaderde er. Daarin zetelden Nederlandse bevelhebbers en handelaren die Suriname als politiek, economisch en militair eigendom beschouwden. Ze waren daardoor mede-eigenaren van de tot slaaf gemaakten in het gebied. Een aantal ornamenten op het gebouw herinneren nog aan die tijd. Zo verwijst het koggeschip op de top van het gebouw naar scheepvaart en graanhandel. Ook het tympaan, op de voorkant van het paleis, toont de stedemaagd van Amsterdam die schatten uit Europa, Afrika, Azië en Amerika ontvangt.
Toen: het huis waar Rembrandt woonde. Nu: Museum Het Rembrandthuis (Jodenbreestraat 4)
In de kelders van de woningen aan de Jodenbreestraat leefde aan het begin van de zeventiende eeuw een groep vrije zwarte mannen en vrouwen. Over wie ze waren, is nog weinig bekend. Kunstenaar Rembrandt van Rijn woonde in diezelfde tijd op de plek waar nu het Rembrandthuis staat en was dus hun buurman. Het is mogelijk dat een aantal van hen in zijn werk voorkomen, bijvoorbeeld in ‘Twee mooren’ en ‘De onthoofding van Johannes de Dooper’. Er is weinig onderzoek gedaan naar zulk soort figuren in Rembrandt’s werk.
Kunsthistoricus Elmer Kolfin wijtte dit een aantal jaar geleden in het tijdschrift Ons Amsterdam aan een ‘gebrek aan belangstelling voor het motief van de zwarte in de kunst.’ In archieven zijn vermeldingen gevonden van burenruzies en vechtpartijen, zo benoemt VU-historica Dienke Hondius in hetzelfde artikel. “Het was een ruige buurt in die tijd. Zwarte mannen en vrouwen hadden geen gemakkelijk bestaan. Ze verrichtten ongeschoold en vuil werk om in leven te blijven. De vrije zwarten hielpen elkaar aan contacten en onderdak.”
Toen: Huis van slavenhandelaar Bartholomeus de Moor (1573 – 1633). Nu: Winkel van telefoonwinkel T-Mobile (Rokin 64)
Waar men nu terechtkan voor de nieuwste telefoons en goedkope abonnementen, woonde in de zeventiende eeuw de ‘actieve zakenman’ Bartholomeus de Moor. Hij vernoemde al zijn huizen naar zichzelf en voorzag ze van een beeld van een ‘moor’. De pijl, boog en veren op dit beeld verwijzen naar de oorspronkelijke bewoners van Amerika. De Moor was betrokken bij slavenhandel, zo handelde hij in 1614 met 33 andere aandeelhouders bijvoorbeeld het vervoer en de verzekering af van een ‘lading’ tot slaaf gemaakten op het schip De Engel Michiel. De handelaar bezat in ieder geval op de Herengracht 126 eveneens een pand dat hij ‘De Moriaan’ noemde.
Toen: Woning van bewindhebber Paulus Godin. Nu: Ambtswoning Burgemeester Van der Laan (Herengracht 502)
In het optrekje van burgemeester Eberhard van der Laan woonde Paulus Godin, bewindhebber van de West-Indische Compagnie en directeur van de Sociëteit van Suriname Godin zat in verschillende commissies van de WIC, die worden omschreven als ‘Tot de custen van Africa’ en ‘Tot de saaken van de slavehandel’. Hij ondertekende het ‘Asiento de Negro’ een contract uit 1677, dat bepaalde dat de WIC 1600 tot 1800 Afrikaanse slaven zou leveren aan Curaca. Daarin was vastgelegd wie de Spaanse koloniën mocht voorzien van tot slaaf gemaakten.
Nederlanders kwamen daar door hun protestantse geloof officieel niet voor in aanmerking. Maar eind zeventiende eeuw konden de Spanjaarden niet meer om de Nederlandse handelaren heen. Pas sinds 2006 ligt er een gedenksteen naast de entree, die voorbijgangers aan de donkere geschiedenis van het imposante gebouw en haar inwoners herinnert. Daarop staat: “Zolang de herinnering leeft, is het leed niet voor niets geleden” en “vandaag telt onze stad veel Amsterdammers van wie deze Afrikanen voorouders zijn”.
Keizersgracht 177 – Toen: Woning handelaar Balthasar Coymans. Nu: kantoor Amnesty International.
Het is misschien moeilijk voor te stellen dat in het pand waar nu voor mensenrechten wordt gestreden, in de zeventiende eeuw handel in slaven werd gedreven. Als je goed kijkt zie je de goudkleurige versiering boven één van de toegangsdeuren, met daarin het jaartal 1624 en een schip. Hier was in de zeventiende eeuw het Coymans handelshuis gevestigd. Vanuit hier zwaaide Balthasar Coymans de scepter, die tussenen tussen 1685 en 1686 s een exclusief contract voor slavenhandel met de Spaanse koning had. Die gaf hem daarin toestemming om drieduizend tot slaaf gemaakten te leveren aan de Spaanse kolonien in het Caribisch gebied. Ook na de dood van Coymans bleef het pand verbonden met de slavenhandel, want WIC-directeur Jan Pieter Theodoor Huydecooper kwam er te wonen.
Toen: Suikerraffinaderij (Suikerbakkersteeg 25)
De rietsuiker die door slaafgemaakten in de koloniën geoogst, geplet en gestookt werd, kwam onder andere in Amsterdam terecht. Het was dan nog een halffabrikaat: vloeibare suiker in kegels van ongeveer een halve meter en in blauw papier verpakt. Die werden ook wel suikerbroden genoemd. Elk brood woog ongeveer 1,5 kilo. In de suikerraffinaderijen, zoals die in de Suikerbakkersteeg, werd het product verder verwerkt. Een uit Antwerpen gevluchte ‘suykercierder’ vestigde zich in 1597 op deze plek, waaraan het stenen plakkaat met de drie broden herinnert.
Alle informatie is ook te vinden in de gids ‘Slavernijverleden Amsterdam/ Slavery Heritage Guide’ van Dienke Hondius et. al. Op basis van o.a. het boek worden wekelijks ‘Black Heritage Tours’ georganiseerd. Het VU-project Mapping Slavery bracht bovenstaande plekken in kaart.