Feministen lijken erg solidair met elkaar. De leuzen en protestborden tijdens de laatste Women’s March creëren een gevoel van eenheid en verwantschap: ‘Sisterhood is powerful’ en ‘Pussy power’. Maar in hoeverre strijden feministen echt voor alle vrouwen? In andere woorden, hoe intersectioneel is dit feminisme?
Het creëren van een feministisch ‘wij’ is een hot topic in het hedendaags feminisme, maar daarbij wordt nog steeds uitgegaan van dat ‘de vrouw’ wit is. Dit misverstand houdt verband met het ontstaan van het feminisme in de negentiende eeuw. Het waren toen de witte vrouwen uit de middenklasse die zich enkel inzetten voor de problemen die zijzelf ervoeren, zonder hierin vrouwen van kleur of lagere klasse vrouwen te betrekken. Het intersectioneel feminisme is daarmee eigenlijk de tegenhanger van het white feminism.
Ongelijkheid ervaren
Intersectionele feministen houden namelijk wel rekening met de verschillen tussen vrouwen onderling en hoe identiteit verschillen invloed hebben op hoe iemand ongelijkheid ervaart. Intersectionaliteit, of kruispuntdenken, is een analytisch concept gelanceerd door feministische juriste Kimberlé Crenshaw in 1989. Die manier van denken over feministische onderwerpen houdt ook rekening met bijvoorbeeld etniciteit, klasse en seksualiteit. Deze aspecten hebben ook invloed op hoe een vrouw ongelijkheid ervaart, niet alleen haar gender, maar ook andere eigenschappen van haar identiteit spelen daar een rol in.
Sommige vrouwen ervaren meer ongelijkheid dan andere
Volgens Crenshaw zijn deze factoren van identiteit tegelijkertijd werkzaam en versterken ze elkaar, wat voor sommige vrouwen betekent dat zij een extra vorm van onderdrukking ervaren. Een witte middenklasse vrouw ervaart misschien wel seksisme op basis van haar gender, maar behoort in het Westen tot de dominante etnische groep. Daardoor heeft ze een streepje voor op een zwarte middenklasse vrouw. Zij ervaart bovenop seksisme ook racisme, wat haar ervaring van ongelijkheid beïnvloedt. Dus intersectioneel feministen analyseren hoe alle vrouwen ongelijkheid ervaren, maar sommige vrouwen ervaren meer ongelijkheid dan andere.
Deze stap zou in het huidig feminisme, dat zich positioneert als zijnde voor alle vrouwen, niet meer dan logisch zijn. Toch erkennen sommige witte feministen de andere vormen van onderdrukking niet en vinden niet dat racisme, transfobie, homofobie, islamofobie en andere vormen van onderdrukking deel uitmaken van de feministische strijd. Dit zijn de vrouwen met een gebrek aan zelfbewustzijn die stellen dat het feminisme ‘gelukt’ is wanneer zij zelf geen onderdrukking meer ervaren op basis van hun vrouw-zijn.
Inclusiever
Maar feminisme is niet een strijd die je als individu voert. Zoals de protestborden tijdens de Women’s March al lieten zien: feminisme is een bondgenootschap dat samen vecht voor gelijkheid voor iedereen. Intersectioneel feministen stellen daarom bij het analyseren van feministische onderwerpen altijd ‘de extra vraag’: wanneer een situatie in eerste instantie enkel over gender lijkt te gaan, wat is dan de rol die etniciteit of religie of seksualiteit of een andere as, erin speelt? Op deze manier worden de ervaringen van alle vrouwen in een discussie gehoord en wordt het feminisme inclusiever.
Wil je een goede bondgenoot zijn, dan dien je je allereerst (vooral als witte vrouw) bewust te worden van je privileges. Witte heteroseksuele cisgender (tegenovergestelde van transgender) vrouwen ervaren straatintimidatie anders dan zwarte LHBT- vrouwen en zullen nooit te maken krijgen met racisme en transfobie bovenop seksisme. Daarnaast is het van belang te luisteren naar vrouwen die een situatie anders ervaren omdat zij op bepaalde factoren geen privilege ervaart, waar jij dat wel doet. Wees je ervan bewust dat sommige vrouwen een extra strijd voeren en vecht mee. Intersectionaliteit maakt het feminisme mooier en doeltreffender.