Vorig jaar was Jaira Sona nog een doodgewone rechtenstudente aan de Universiteit van Amsterdam. Nu laat ze met het Sona Pushkar Project huizen bouwen voor Indiase gezinnen, helpt ze de ouders aan werk en stuurt ze de kinderen naar school. Elke twee maanden gaat ze terug naar India en vanuit Nederland belt ze ‘haar’ kinderen dagelijks op. “Ik voel me als hun moeder.”
“Kom je bij ons thuis eten? Wij koken voor je, maar kun jij dan wel eten voor ons halen?” Zo bedelden Javoori, Sunil, Vikram en Vishal in de Indiaase stad Pushkar bij Jaira Sona (22), toen ze daar vorige zomer onschuldig vakantie vierde met haar moeder. Toen bleek dat deze kindjes helemaal geen huis hadden, maar een tent van stoffen doeken, kon Sona het niet laten: ze moest en zou hen helpen.
Kastenstelsel
De groep waarmee Sona in aanraking kwam noemt zich de Dalits (‘de vertrapte’) en is buiten het Indiase kastenstelsel gesloten. Ze staan onderaan de maatschappelijke ladder en hebben geen rechten en voorzieningen. In India is er geen goed ontwikkelde middenklasse, dus is er een grote kloof tussen arm en rijk. India heeft ongeveer 20 miljoen straatkinderen en 67 procent leeft onder de armoedegrens. “Het is moeilijk om daar als buitenlander iets aan te doen, omdat het echt aan dat kastensysteem ligt. Die verandering moet van bovenaf komen. Maar zonder hulp van mensen zoals ik komen ze nu nergens.”
De eerste nacht ‘logeren’ deed het laatste zetje. “Ik sliep in het zand tussen de kooien, muizen en honden. Na die nacht realiseerde ik het me: deze omstandigheden moeten veranderen.” En dus kwam ze na een maand reizen in India alweer terug. Het Sona Pushkar Project kon beginnen.
Dagelijks bellen
Sona begon met het naar school sturen van de kinderen. Een plaatselijke directrice vertelde haar dat ze een kind voor 5600 roepies (80 euro) een jaar naar school kon sturen. Makkelijker gezegd dan gedaan: nog altijd moet ze Javoori, Sunil, Vakram en Vishal dagelijks bellen om te controleren, of ‘haar kids’ braaf naar school gaan. Als ze in India is (iedere twee maanden), haalt ze de rapporten op met aanwezigheidspercentages. Die zitten inmiddels tegen de honderd aan, maar dat vereiste heel wat werk — ze waren het immers niet gewend om dagelijks in de schoolbanken te zitten.
Terug in Nederland verkocht Sona zelfgemaakte zilveren sierraden en handtassen op de Sunday Market in de Westergasfabriek. Ook kreeg ze donaties van kennissen en vrienden. Met dit geld ging ze een maand later weer terug naar India voor de volgende stap: het bouwen van the blue house, waar ze haar kinderen met gezin en al wilde huisvesten. “Dat gaat daar zo makkelijk,” zegt Sona. “Ik liet dat huis bouwen en binnen no time stond het er.” Het huis telt vijf kamers voor vijf gezinnen en kost honderd euro per maand.
Tweede moeder
Alle 30 kinderen van de gezinnen in the blue house krijgen nu onderwijs. Toen Sona er in november was, moest ze die allemaal letterlijk naar school slepen. “Om 7 uur maakte ik ze dan wakker, poetste ik hun tanden één voor één en trok ik ze mee. Na school haalde ik de kinderen op en hielp ik hen met huiswerk. Ik kon ze niet meer aan hun lot overlaten, ik voelde me verantwoordelijk voor de levens van deze kids. Ik begon me een beetje als hun tweede moeder te voelen.”
Als ik moet kiezen tussen een nieuwe broek of voor hetzelfde geld een kind een half jaar naar school sturen, is de keuze snel gemaakt.
Nu betaalt Sona de huur en het onderwijs van de gezinnen nog. In december heeft ze fulltime gewerkt, om vervolgens al haar geld in het project te steken. “Als ik moet kiezen tussen een nieuwe broek of voor hetzelfde geld een kind een half jaar naar school sturen, is de keuze snel gemaakt.” Aan reiskosten is ze telkens honderden euro’s kwijt en daarnaast betaalt ze dus aan de lopende band voor educatie, huur, onderhoud en spullen. Dat is voor geen enkele Amsterdamse student uit te houden: het is de bedoeling dat de gezinnen uiteindelijk zelfvoorzienend worden. “Deels is dat een kwestie van wachten tot de kinderen van de universiteit af komen en gaan werken.”
Maar ook de ouders probeert Sona al een zelfvoorzienend bestaan op te bouwen. De moeders maken tasjes en dekens, die online en in Nederland verkocht worden. De opbrengsten gaan naar een lokale food store, waar ze iedere maand voedselpakketten met roti, meel, rijst en boter mogen ophalen. Voor de vaders is Sona een fondsenwerving begonnen voor tuktuks (fietstaxi’s). “Veel beter werk kunnen ze nog niet doen, maar het is een goed begin. Deze kaste heeft zonder educatie geen mogelijkheden en de oudere generaties hebben lang zo geleefd, zonder hoop op een betere toekomst.”
Geen drank of kleding
Het mag ondertussen wel duidelijk zijn: echt studeren deed Sona het afgelopen jaar niet. Maar vanaf de zomer wil ze gewoon weer door met haar rechtenstudie. “Ik heb geen haast, ik studeer liever wat langer door met dit project ernaast.” Uiteindelijk heeft dit ‘uitstapje’ haar studie juist verrijkt, vindt ze. “Ik wil doorgaan in de mensenrechten en me gaan inzetten voor de rechten van het kind. Ik droomde eerst van de Verenigde Naties, maar nu wil ik een eigen non-profit organisatie. Onder andere om te strijden tegen kind-huwelijken en voor goede jeugdzorg.”
Drank en kleding is nooit echt Sona haar prioriteit geweest, maar het minimalistische leven in the blue house heeft haar eigen leven nog meer veranderd. “Ik leefde daar zonder douche, lekker eten of comfortabel bed. Ik heb geleefd met gezinnen die werkelijk niks hebben. Daarom is mijn mindset nu nog minder gericht op uitgaan en dingen voor mezelf kopen.”
Sona pleit voor meer bewustwording. “Ik denk dat het goed is als meer jongeren lezen over hoe ‘makkelijk’ je levens drastisch kunt veranderen. Meer studenten moeten gaan inzien dat ook zij een verschil kunnen maken.”