Op 4 december kondigde Matteo Renzi zijn aftreden als premier van Italië aan, nadat er in een referendum overtuigend tegen zijn staatshervormende plannen is gestemd. Dit middel wordt de laatste jaren vaak gebruikt voor grote politieke vraagstukken, maar is een referendum wel zo democratisch als ze lijkt?
Strop om de democratie
Renzi, sinds maandag ex-premier van Italië, wilde een grondwetsherziening om de macht van senaat en regionale bestuurders in te perken, met name vanwege de grote kosten die hieraan verbonden zijn. Hij verbond zijn positie als premier aan de uitkomst van het referendum: “Als jullie tegen stemmen, treed ik af.” Hiermee heeft hij niet alleen de strop om zijn eigen functie gebonden, maar ook het referendum ontdaan van haar waarde. Een referendum wordt immers gebruikt als middel om de burger een directe stem te geven in politieke kwesties. Maar door zijn positie te verbinden aan de uitkomst van het referendum, is het niet meer duidelijk waarom de Italianen naar de stembus zijn gegaan: was men tegen staatshervormingen, of wilden ze slechts van Renzi af?
Ondemocratische burgerparticipatie
Een referendum kan bijdragen aan vertrouwen in de volksvertegenwoordiging en een gevoel van deelname in het democratische stelsel, wat op het eerste gezicht een mooi middel lijkt. Maar een referendum kent ook nadelen. Het is namelijk meestal zo dat de stem van minderheid volledig wordt overschreeuwd door de meerderheid. Burgerparticipatie wordt gereduceerd tot een ja-neevraag waarbij motivatie irrelevant wordt.
In een tijd waarin rechtspopulisme en euroscepticisme floreren, worden referenda door burgers vaak aangewend om onvrede met de politieke elite te uiten.
Italië stemde zo misschien tegen staatshervorming omdat men van Renzi af wilde, Nederlanders stemde nee tegen het associatieverdrag omdat ze Europese inspraak wilden minimaliseren. Maar is de burger wel geschikt om direct te beslissen over zulke gecompliceerde vraagstukken? Vaak staat zij verkeerd of onvoldoende geïnformeerd bij de stembus. Beslissingen worden gemaakt op basis van onderbuikgevoelens, zonder echt te begrijpen wat de langetermijngevolgen kunnen zijn. In een tijd waarin rechtspopulisme en euroscepticisme floreren, worden referenda door burgers vaak aangewend om onvrede met de politieke elite te uiten. Zoals de Belgische schrijver en cultuurhistoricus David van Reybrouck prachtig verwoordde bij De Wereld Draait Door: “Men geeft met een referendum antwoord op een vraag die niet gesteld wordt.”
Het einde van na-oorlogse politiek
Geloof in het na-oorlogse sociaal-democratische gedachtegoed is voorbij, de fundering van de Europese Unie rammelt aan alle kanten. In 2017 zullen niet alleen Nederlanders, maar ook Fransen, Duitsers en Italianen naar de stembus treden. Rechtspopulisme heeft daarmee kans een groot deel van Europa te veroveren, en heeft na de zege van Trump veel zelfvertrouwen gewonnen. Mocht populisme de overwinning behalen, dan lijkt het niet onwaarschijnlijk dat Brexit-achtige referenda in deze landen zullen volgen. Maar het lidmaatschap van de Europese Unie kan en mag niet gereduceerd worden tot een ja-neevraag die beantwoord wordt vanuit de onderbuik.
De referenda van vandaag zijn ondemocratisch en vragen om herziening
Wat dan wel?
Van Reybrouck pleit voor een twintig-stellingenreferendum: een lijst van verschillende posities met betrekking tot Europa, waaruit de burger kan kiezen welke drie hij het belangrijkst vindt (denk aan stellingen als ‘Nederland moet uit de Europese Unie stappen’ of ‘de Europese Unie moet een leger vormen’). Volgens van Reybrouck moeten steekproefsgewijs gekozen burgers deze lijst vormen. De vraag is echter of in het licht van hedendaagse polarisatie men het ooit eens kan worden. Desondanks heeft van Reybrouck een belangrijk punt te pakken: de referenda van vandaag zijn ondemocratisch en vragen om herziening. Ondanks de haken en ogen aan zijn idee, lijkt het in ieder geval veel democratischer dan gecompliceerde internationale politiek reduceren tot het inkleuren van een bolletje.