Dit bericht is oorspronkelijk gepubliceerd bij Maximum Amsterdam
‘Marineterrein, Scheepswerf, Broedplaats’
De geschiedenis van Amsterdam is overal om ons heen te zien. Als je goed oplet kan je op allerlei plekken een ‘historische sensatie’ ervaren, zoals Johan Huizinga het uitdrukte. Vandaag: Kattenburg.
TEKST DOOR LAURA LUBBERS
Midden in Amsterdam lag jarenlang een geheimzinnige plek. Foto’s maken was er verboden en zelfs op Google Earth was het gebied onzichtbaar gemaakt: het Marineterrein naast het Scheepvaartmuseum was voor veel Amsterdammers een onbekend stuk stad. Het enorme complex op Kattenburg behoorde toe aan de Koninklijke Marine, maar er waren ook eenheden van de landmacht, luchtmacht en marechaussee gevestigd.
In 2013 is Defensie begonnen zich terug te trekken uit het gebied. Sindsdien wordt het gebied stukje bij beetje teruggegeven aan de stad: allerlei kleine ondernemingen en kunstenaars vestigen zich op het Marineterrein. Volgens de website werken ‘ondernemers, wetenschappers en wereldburgers samen aan vernieuwende ideeën en projecten die bijdragen aan een duurzame samenleving’. Mooie plannen, maar zouden die ondernemers, wetenschappers en wereldburgers beseffen op wat voor een plek ze zich bevinden?
Kattenburg is een eiland aan de oostkant van Amsterdam dat in de eerste helft van de zeventiende eeuw in het IJ geplempt is. Het zou het domein van de scheepsvaart worden, waar Amsterdam in die tijd haar rijkdom aan te danken had. In 1655 werd het indrukwekkende ”s Lands Zeemagazijn’ er gebouwd, nu beter bekend als het Scheepvaartmuseum. Het was het belangrijkste gebouw van de Admiraliteit van Amsterdam, een orgaan dat zorgde voor de bescherming op zee van de koopvaardijvloot.
’s Lands Zeemagazijn (nu het Scheepvaartmuseum) was opslagplek en een van de eerste toeristische attracties.
In spannendere woorden: de Admiraliteit beschermde de VOC, die Amsterdam in de zeventiende eeuw schathemeltjerijk maakte, tegen piraten en ander gespuis. Daarvoor waren uiteraard genoeg kanonnen, kogels, kruit, touwen en zeilen nodig. Dit ‘Yzelijk en hels oorloghstuigh’ sloeg de Admiraliteit op in ’s Lands Zeemagazijn. Het is een imponerend gebouw, een mooi voorbeeld van het Hollands Classicisme: vierkant, rondom een binnenplaats en met een symmetrische gevel zonder veel opsmuk. Naast opslagplek was het een van de eerste toeristische attracties van de stad. Bezoekers mochten het dak op om uit te kijken over de drukke stad en de bedrijvigheid op en rond het IJ. Het uitje wordt genoemd in vele reisverslagen over Amsterdam. Joost van den Vondel schreef zelfs een zeer lang, bombastisch lofdicht op het gebouw.
De rest van het eiland werd onder de naam ”s Lands Zeewerf’ gebruikt als scheepswerf. Onder leiding van de Admiraliteit van Amsterdam zijn er in de zeventiende en achttiende eeuw honderden oorlogsschepen gebouwd. De meeste arbeiders van de scheepswerf woonden ook op Kattenburg en werden ‘de Bijltjes’ genoemd, waarschijnlijk naar hun gereedschap. Aan die bijnaam dankt het bekende Bijltjespad haar naam. Beroemde schepen zoals de Hollandia van Michiel de Ruyter en het kanonnenschip waar Jan van Speijck zich in opblies — tijdens zijn strijd tegen de Belgen, met de beruchte woorden ‘dan liever de lucht in!’ — zijn aan het Kattenburg voor het eerst te water gelaten.
Het Bijltjespad dankt haar naam aan ‘de Bijltjes’; de vroegere arbeiders van de scheepswerf op Kattenburg.
Na het faillissement van de Admiraliteit in 1795 kwam de marine terecht op Kattenburg — tot nu: de stad neemt het gebied weer in beslag. Waar eens het rijkste land van de wereld zijn oorlogsschepen volstopte met ijzingwekkend oorlogstuig, werken nu wetenschappers en wereldburgers aan een duurzame wereld. Een mooie ontwikkeling, een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis.
Bronnen:
Ons Amsterdam Maart 2005
stellingvanamsterdam.nl