Dit bericht is oorspronkelijk gepubliceerd bij Maximum Amsterdam
COLUMN DOOR THIJS BOODEN
Ik las afgelopen week in Het Parool een stuk van Marc Kruyswijk, in de rubriek Stad vs. platteland. Het ging over afgunst en haat van mensen buiten Amsterdam jegens onze hoofdstad, en de oorzaken daarvan. ‘Rotterdammers praten over 020, Amsterdammers wéten misschien net dat het netnummer van Rotterdam 010 is’ was de zin die mij het meest opviel. Het deed me denken aan de eeuwige strijd tussen beide steden.
‘Rotterdammers praten over 020, Amsterdammers wéten misschien net dat het netnummer van Rotterdam 010 is’
Tijdens de Klassieker, de voetbalwedstrijd Ajax – Feyenoord of vice versa, komt de strijd in mijn ogen het meest ridicuul tot uiting. Rond en tijdens die tweejaarlijkse wedstrijden wordt pas echt duidelijk hoe diep de haat zit, de haat tussen Amsterdam en Rotterdam. Goed gevoetbald wordt er al enkele jaren helaas niet meer, dus gaat de wedstrijd vooral om de beste sfeer. Vaak wint de thuisploeg dat, vaak ook omdat er geen uitsupporters meer mogen komen. De goede sfeer gaat meestal gepaard met sissende geluiden en Holocaust-liederen, kakkerlak-leuzen en een Vermeer-pop.
Rotterdam en Amsterdam zijn zo verschillend van elkaar volgens velen, en daarom moeten ze niets van elkaar hebben. Amsterdam zou de stad zijn van de grote praatjes, de eeuwige liefde aan hun stad en de anekdotes die je op elke hoek van de straat kunt vinden. De stad van André Hazes, de grachten en het Leidseplein.
Hoe de typische anekdotes verteld worden, kun je zo voor je zien. Een wat oudere, dikkere man, op zijn vaste stek in zijn stamcafé in de Jordaan. ‘Ja, Kees, die zat altijd daar in de hoek. Samen met Tineke. Bestelden ze twee biertjes. Sprongen ze daarna de gracht in, weetjewel. Typisch Kees en Tineke. Altijd lachen.’ Je hebt vaak geen flauw idee over wie het gaat en vaak heb je helemaal niet om de anekdote gevraagd.
‘Iemand dacht dat ik uit het buitenland kwam,
aangezien ik een baard had’
Rotterdam zou daarentegen weer de stad zijn van het niet lullen maar poetsen, hard werken en je mond houden. Toen ik een nacht in Rotterdam was werd ik maar één keer aangesproken. Geen anekdote gehoord. Iemand dacht dat ik uit het buitenland kwam, aangezien ik een baard had. Kennen ze helemaal niet, een baard. Er loopt geen hipster rond in Rotterdam. Achter je laptop zitten in de Starbucks, schrijvend aan een nieuwe literaire mislukking, dat doe je maar in Amsterdam.
Amsterdam en Rotterdam, wat zijn ze toch verschillend. Rotterdammers hebben niets met Amsterdam en Amsterdammers niets met Rotterdam. Ze zouden te verschillend zijn. Dat gaat helemaal niet, een leuke jongen uit de Jordaan die opeens in de Kuip beland. Of een Rotterdamse jongen die normaal uitzicht heeft over de Maas en nu opeens moet kijken naar die kleine kutgrachtjes. En daarom elkaar maar telkens belachelijk maken.
Ik word moe van de haat en de eeuwige strijd tussen de twee steden. Waarom zou het het een of het ander moeten zijn? Waarom de eeuwige haat? Wanneer je een bruin konijn en een wit konijn samen ziet, is het contrast prachtig om te zien. Zie je een van de twee, is het maar een konijn. Wanneer gaan inwoners van zowel Rotterdam als Amsterdam eens beseffen dat ze complementair zijn aan elkaar? Juist de verschillen zorgen ervoor dat beide steden prachtig uniek zijn.