Dit bericht is oorspronkelijk gepubliceerd bij Maximum Amsterdam
Door onze verslaggever Frank Hills – Vanaf mijn vierde woon ik in Amsterdam, in een buurt die elke Amsterdammer kent: De Pijp. De straat waar ik woon, gelegen aan het Sarphatipark, staat ook wel bekend als het ‘Fluwelen Randje’. Waarom had deze wijk überhaupt een Fluwelen Randje nodig? Was de rest van deze buurt dan zo verschrikkelijk? Dat kan je je tegenwoordig niet meer voorstellen, als je door deze wijk met gezellige terrasjes en levendige markt wandelt.
In de 19e eeuw was er in Amsterdam grote woningnood en besloot het stadsbestuur over te gaan op stadsuitbreiding. De Pijp was deel van deze uitbreiding en moest een prachtig nieuw centrum vormen met grootse bouwwerken, waaronder het Centraal Station van Amsterdam. Architect Jacob van Niftrik vergeleek het met buurten van Parijs en Wenen. Dit plan klinkt fantastisch, maar nee hoor, het moest natuurlijk weer op de Hollandse manier: goedkoop en snel. Het stadsbestuur besloot te gaan voor het plan van Jan Kalff, de directeur van Publieke Werken. Zijn plan beviel, omdat het simpel en effectief was en daarnaast niet teveel kostte. Je ziet zijn plan nog steeds terug in het stratenpatroon; je kan tegenwoordig terugzien dat hij precies op de plaats van de irrigatiesloten straat heeft aangelegd. Door de eenvoud kwam er niets terecht van de grandeur die Van Niftrik in gedachten had; geen prachtige villa’s, nauwelijks groen en de inwoners waren voornamelijk laag opgeleide arbeiders. Het was dus wel degelijk nodig om een ‘Fluwelen Randje’ aan te leggen om de wijk op te fleuren en om tegelijkertijd te dienen als een architectonische verfraaiing van het in 1929 afgebrande Paleis voor Volksvlijt, waar nu de Nederlandsche Bank staat. Een belangrijk deel van het randje was het Sarphatipark dat in 1885 werd aangelegd na aandringen van de arts Samuel Sarphati. Dit werd wél ontworpen door Van Niftrik. Desalniettemin zou geen enkele Amsterdammer De Pijp vergelijken met het Quartier Latin, zoals men tegenwoordig doet.
“Het eerste plan van Van Niftrik klonk fantastisch, maar nee hoor… Het moest natuurlijk weer op de Hollandse manier: goedkoop en snel.”
Wanneer kwam hier verandering in? De term waarmee we dit trachten te verklaren is gentrification. Kort gezegd houdt dit in dat een verloederd stadsdeel wordt bewoond door een hoogopgeleide, welvarende bevolkingslaag en die zo zorgt voor een herwaardering van dit stadsdeel. Om een voorbeeld te geven: de wijk Greenwich Village in New York werd in de jaren vijftig en zestig bewoond door allerlei avant-garde kunstfiguren, omdat de huur zo laag was. Met de opkomst van deze culturele (maar niet welvarende) elite werd de wijk interessant voor een rijkere klasse, waardoor de huren en huizenprijzen werden opgedreven en de arme kunstenaars werden verdreven. In De Pijp is duidelijk hetzelfde aan de gang: de arbeidersklasse (voor zover die nog aanwezig is) wordt langzaam verdreven door de rijken. Het proces is nog niet voltooid, in die zin dat er nog steeds sociale woningbouw is. Ook is er, wat verschillende bevolkingsgroepen betreft, nog sprake van diversiteit. Wat wel is veranderd in de afgelopen jaren, is het straatbeeld; de koffiehuizen zijn als paddenstoelen uit de grond geschoten en yuppen zijn er niet meer weg te denken.
Als je het zo hoort weet je niet meteen of dit wel een positieve ontwikkeling is. Dat laat ik dan ook geheel aan de lezer zelf over om te bepalen. Ik weet één ding wel honderd procent zeker: voor mij is er in Amsterdam maar één plek waar ik me thuis voel, of er nou yuppen, arbeiders of allochtonen wonen: De Pijp!