In delen van voormalig van Joegoslavië is sinds het uiteenvallen van het land sprake van nostalgie naar het socialisme. Hoewel interne problemen in de regio hierbij een rol spelen, is dit ook te wijten aan de houding van de Europese Unie ten opzichte van het gebied, zag fotoredacteur Edo Storm op zijn reis.
Door fotoredacteur Edo Storm
Er is veel te doen over de verhoudingen tussen de Europese Unie (EU) en de landen op de Westerse Balkan. De EU probeert sinds kort de toetreding van Servië, Bosnië en Herzegovina, Albanië, Kosovo, Montenegro en Noord-Macedonië te versnellen, om te voorkomen dat dit gebied een speelbal wordt van Rusland of China, te midden van de oorlog in Oekraïne. De jarenlange EU-exclusie van deze Balkanlanden heeft onder die bevolking geleid tot pessimisme over het heden en de toekomst. In Servië, Bosnië en Herzegovina en Noord-Macedonië hangt dit samen met groeiende nostalgie naar het socialistische verleden, toen deze landen nog onderdeel waren van Joegoslavië.
‘Joegonostalgie’ is een breed gedeeld sentiment, voornamelijk onder ouderen. Zij hebben Joegoslavië immers nog bewust meegemaakt. Uit een onderzoek uit 2015 onder 2.200 Bosniërs en Kroaten boven de 45 blijkt dat 86% van de Kroaten en 93% van de Bosniërs vonden dat ze beter hadden onder het socialistische regime. In een onderzoek uit 2011 onder jongere generaties, verklaarde ook het merendeel te geloven dat hun ouders daadwerkelijk een beter leven hadden.
Stef Jansen, professor antropologie aan de Universiteit van Sarajevo, legt uit hoe Joegonostalgie volgens hem samenhangt met de EU-exclusie van Servië, Bosnië en Herzegovina en Noord-Macedonië. Volgens Jansen is de Joegonostalgie vooral te wijten aan de oorlog die het uiteenvallen van Joegoslavië karakteriseerde. “Als men het tijdens een gemiddeld Joegoslavisch leven behoorlijk goed kon hebben, en men realistisch kon hopen op vooruitgang, dan is dat (tijdens de oorlog, red.) allemaal op zijn kop gezet.” Jansen denkt dat de houding van de EU richting deze landen heeft bijgedragen aan de opkomst van Joegonostalgie. De visumbeperkingen die veel EU-landen tot 2010 oplegden werden ervaren als vernederend. In Joegoslavië konden burgers zonder al teveel problem naar het Oosten als het Westen afreizen.
Nu het Europese toelatingsproces al enkele jaren bezig is blijven mensen in Bosnië en Servië sceptisch. Jansen denkt dat het voor veel mensen te laat is. Na een paar decennia in de wachtkamer van de EU, grijpen ouderen terug naar Joegonostalgie. Jansen schrijft: “Niet te geloven, zeggen die mensen dan, wij hadden al zoveel van die dingen die de EU ons nu belooft: een multinationale politieke gemeenschap, een gemengde economie, een behoorlijk welvaartsniveau, relatieve gelijkheid, en de mogelijkheid om ongehinderd de grens over te kunnen.”
Tito
Joegonostalgie is misschien het duidelijkst zichtbaar in het Museum van Joegoslavië in de Servische hoofdstad Belgrado. Daar bevindt zich een collectie van cadeaus die Tito kreeg van wereldleiders en een tentoonstelling over de geschiedenis van de socialistische beweging in de regio, evenals het mausoleum van Tito. Het is een imposante tentoonstelling, maar er hangt een zweem van propaganda omheen. De geschiedenis van het socialisme wordt verteld en gevierd; alsof de superioriteit van socialisme over kapitalisme een voldongen feit is. Het museum en het mausoleum trekken zowel buitenlandse toeristen als Serven. Die komen uit nieuwsgierigheid of uit nostalgie.

Ook in Sarajevo, de hoofdstad van Bosnië, is de Joegonostalgie voelbaar. De stad leed zwaar onder de Bosnische onafhankelijkheidsoorlog. Gebouwen zitten nog steeds vol kogelgaten. Een standbeeld van Tito ligt in de binnentuin van het museum van Bosnië en Herzegovina, overwoekerd door planten. In het museum wordt er weinig aandacht besteed aan het socialistisch verleden. Maar achter het museum bevindt zich Café Tito. Dit café hangt vol met portretten van Tito, oude wapens, kranten, posters, en gebruiksobjecten uit het dagelijks leven van een vervlogen tijd. In de voortuin van het café staan militaire voertuigen uit de socialistische periode. Nu worden ze gebruikt als klimrekken voor kinderen.


Volgens de eigenaar van een klein hotel In Sarajevo waren zorg en onderwijs gratis onder Tito’s bewind. Hij vertelt dat zijn vader een appartement cadeau kreeg van de staat, terwijl anno 2022 de meeste Bosniërs geen degelijke zorg of onderwijs kunnen betalen. Zijn zoon denkt erover om naar Duitsland te vertrekken. In Bosnië verdient hij zo’n 700 euro per maand. De kosten van levensonderhoud zijn relatief laag, maar het bedrag blijft te weinig om van te kunnen leven. Op straat zie je advertenties voor luxe appartementen, die ruïnes van de oorlog bedekken. Met die kennis is dit verhaal nog extra wrang.

Hoewel Servië en Bosnië en Herzegovina zoeken naar een identiteit gebaseerd op hun socialistische verleden, heeft Noord-Macedonië (voorheen Macedonië) die gevonden door zich te beroepen op de mythische Macedoniër Alexander de Grote. De hoofdstad Skopje is onder het mom van het project ‘Skopje 2014’ volgebouwd met classicistische, marmeren standbeelden en monumenten. Daarmee is het postsocialistische stadsbeeld vrij effectief gewist uit Skopje. Nu rijdt Alexander de Grote af op neonlogo’s van Coca-Cola en Atlantis chocoladezeeschelpen.

Zou EU-lidmaatschap de mensen in deze regio hoop kunnen geven op een betere toekomst in plaats van weemoed naar het verleden? Stef Jansen is daar sceptisch over. Hij denkt dat vooral Serviërs (in Bosnië en Servië) wantrouwend zijn tegenover het Westen, voornamelijk door de NAVO-bombardementen in 1999. Deze groep ziet Rusland liever als hun beschermheer. De rest van de bevolking voelt zich vooral aangetrokken tot de EU uit economisch en politiek strategisch pragmatisme, zegt Jansen.

Jansen: “Zelfs waar er een ronduit positieve houding tegenover EU-lidmaatschap heerst, kunnen we die houding misschien het best zien als een soort verzekeringspolis.” Maar al te enthousiast over deze ‘verzekeraar’ is men niet, denkt Jansen. “De meeste mensen geloven dat EU-lidmaatschap wat economische vooruitgang kan brengen en dat het misschien de corruptie kan inperken. Maar ze kijken ook naar de ervaringen in andere landen die wél toetraden tot de EU en hebben geen al te grote illusies.”
Het lijkt erop dat de EU momenteel haar positie tegenover de voormalige Joegoslavische landen aan het bijstellen is. Dat komt mede door de oorlog in Oekraïne. Buitensluiting kan landen vervreemden en isoleren, en antiwesterse en pro-Russische sentimenten aanwakkeren. De EU wil de Balkan niet meer isoleren, uit angst voor mogelijke inmenging van Rusland of China. Misschien kan de Joegonostalgie dan ingeruild worden voor optimisme over een Europese toekomst.
