Politiek redacteur Teun Toonen reisde in april en mei langs de rafelranden van de voormalige Sovjet-Unie. Normaal al een onontgonnen gebied, dus des te groter is de uitdaging in coronatijd. Of biedt corona juist mogelijkheden voor reizigers? Een inkijkje in de voor- en nadelen van reizen tijdens een pandemie.
“Fucking coronavirus, fucking coronavirus, fucking coronavirus!” tiert de Georgische gids en taxichauffeur Beso steeds maar weer. Zijn aanstekelijke lach, die volgt op de tirade, weerkaatst hol tussen de vervallen en verlaten voormalige Sovjetsanatoria en -badhuizen waarlangs hij me rondleidt. Op het enorme Spa-complex nabij de Georgische stad Kutaisi, waar in de Sovjettijd gasten van Minsk tot Tasjkent hun vakantie- of rehabilitatietijd doorbrachten en ook Jozef Stalin regelmatig van een ontspannen bad en behandeling genoot, hangt een desolate sfeer. Maar het zware Oostblok-accent van de gids, waarmee hij ‘virus’ uitspreekt als ‘vieroes’, zijn cynische grappen over de Georgische regering en de Toyota Prius waarin we rondrijden, maken de toer tot een komisch geheel.
“Ik heb elke dag minimaal veertig klanten in mijn taxi zitten. Met mondkapjes, zonder mondkapjes, het maakt allemaal niet uit: al anderhalf jaar corona en nog nooit heb ik ergens last van gehad. Coronavieroes? Coronavieroes? Ik zie geen fucking coronavieroes!” Het is de duidelijke reactie van de gids, gevolgd door een nieuw lachsalvo, op de laatste waarschuwing die de politie hem vlak daarvoor heeft gegeven voor het niet dragen van een mondkapje in zijn taxi.
Coronavieroes? Ik zie geen fucking coronavieroes!
Weinigen zijn zo uitgesproken als deze Georgische Beso, maar zijn opvattingen worden breed gedragen onder de ondernemers in de toeristensector in de landen die ik bezoek. Als ze de gevaren van het coronavirus niet volledig ontkennen of bagatelliseren – vaak met dezelfde inductieve logica als Beso – vinden ze in ieder geval dat de maatregelen om het virus in te dammen niet opwegen tegen de economische schade die ze lijden. Schade met grote gevolgen, want in tegenstelling tot Nederland is er in Georgië, Kirgizië en Oezbekistan geen sprake van grootschalige steunpakketten.
Het maakt dat ik op veel plekken met enthousiasme en dankbaarheid word ontvangen: de ondernemers zijn blij met elke toerist die de PCR-tests, mondkapjesplicht en bureaucratische rompslomp trotseert. Maar de vele gesloten, in verval rakende of half afgebouwde cafés, restaurants en hotels laten zien dat het langzaam weer op gang komende toerisme voor veel van hun collega’s te laat kwam. Vooral in Georgië, een land dat de laatste jaren steeds afhankelijker is geworden van toerisme, geeft dit regelmatig een troosteloze aanblik.
Een zo niet nog vreemdere sfeer hangt er rondom de grootste toeristische trekpleisters die ik bezoek. Of het nou het Sultanahmet-plein tussen de Hagia Sophia en de Blauwe Moskee in Istanbul, de Tsminda Sameba Kathedraal in de Georgische hoofdstad Tbilisi of het Registan-complex in de Oezbeekse Zijderoutestad Samarkand is, ik moet me inbeelden hoe de toeristen er normaal gesproken als mieren door elkaar krioelen. Nu is het alsof je over een filmset loopt, zo surrealistisch is de rust en stilte bij de aanblik van de prachtige kerken, moskeeën, madrassa’s en paleizen.
Het is meteen ook het grootste voordeel van reizen in coronatijd: er gaat in de toekomst niet snel een moment zijn dat deze plekken beter te bekijken zijn dan nu. Weliswaar zijn delen van de gebouwen wellicht iets vaker dan normaal onder constructie – ook lokale overheden maken gebruik van het wegblijven van toeristen om achterstallig onderhoud weg te werken. Maar de nauwelijks aanwezige rijen, luidruchtige of in de weglopende medetoeristen, tourbussen vol met groepen die in sneltreinvaart meerdere steden op een dag aandoen en andere nadelen van massatoerisme miste ik, hoe hypocriet misschien ook, als kiespijn.
Langdurige smeekbedes over kinderen die moeten eten en de overheid die niet in hulp voorziet, maken dat ik met een aanzienlijk vollere rugzak terugkeer.
Wie daar heel anders over denken zijn de café- en souvenirwinkelhouders rondom de grote toeristische trekpleisters. Al anderhalf jaar blijven hun panden angstvallig leeg. Inmiddels zijn de souvenirverkopers tot zulke wanhoop gedreven, dat ze de coronamalaise als, al dan niet terechte, verkoopstrategie gaan gebruiken. De langdurige smeekbedes over verdwenen inkomstenbronnen, kinderen die moeten eten en de overheid die niet in hulp voorziet, maken ‘nee’ zeggen tegen de aangeboden toeristenprullaria veel moeilijker dan voorheen. Het resultaat is dat ik met een aanzienlijk vollere rugzak terugkeer.
Het gebrek aan medereizigers zorgt bovendien voor lege hostels en andere accommodaties. Wie op reis is om andere reizigers te ontmoeten, vrienden te maken en veel te feesten, zal doodongelukkig worden van reizen tijdens de huidige coronapandemie. En het duurt nog wel even, ook in de feestoorden in Zuidoost-Azië, voordat dit weer enigszins op peil is.
En dan zijn er natuurlijk nog de lokale coronamaatregelen die het leven van een reiziger er niet makkelijker opmaken, al leveren ze soms ook lachwekkende ervaringen en taferelen op. Van de Oezbeekse politieman die me aanspreekt op het onder de neus dragen van een mondkapje zonder zelf een mondkapje te dragen tot de medewerkers van supermarkten, horecazaken en musea die plichtmatig thermometers tegen de polsen van bezoekers aanhouden, maar er totaal niet geïnteresseerd in zijn of die temperatuur ook daadwerkelijk de veilige marge overschrijdt: de maatregelen zijn zelden effectief en kunnen op weinig begrip van de bevolking rekenen.
De PCR-tests die ik moet doen om een grens te passeren zijn daarnaast in elk land verschillend. Waar de testen in de nette klinieken in Georgië nog betrouwbaar lijken, is de ‘test’ op het vliegveld van Istanbul voordat ik met mijn ogen kan knipperen voorbij: vanuit een loket wordt met een kort wattenstaafje bliksemsnel in mijn neus geduwd, waarna ik binnen een paar uur een negatieve uitslag heb. De testlocatie in Kirgizië slaat echter alles. Een afspraak maken is niet mogelijk, wat resulteert in een grote ongeorganiseerde menigte die zich voor de testlocatie verzamelt. Pas na een tijdje heb ik door dat er een schriftje rondgaat waarin je je naam moet noteren. Zo wordt de volgorde bepaald van de mensen die naar binnen mogen voor een test. Degene die het schriftje vasthoudt, iemand die zelf ook voor een test in de ‘rij’ staat, moet steeds de naam omroepen van diegene die aan de beurt is.
Er gaat een schriftje rond waarin je je naam moet schrijven. Zo wordt bepaald in welke volgorde mensen naar binnen mogen voor een coronatest.
Tijdens het wachten (uiteindelijk meer dan twee uur) blijf ik zo ver mogelijk van de rest van de wachtende mensen vandaan, die snotterend en kuchend op een kluitje voor de deur van het pand staan. Toch kan ik het contact niet volledig vermijden, wat maakt dat ik banger ben voor de eventuele gevolgen van het afnemen van de test, dan de uitslag van de test zelf. Gelukkig blijft een coronabesmetting me bespaard, ook in de weken daarna in Oezbekistan, waar de testfaciliteiten weer een stuk beter zijn.
Het maakt reizen in coronatijd tot een unieke ervaring, die anekdotes oplevert die ik niet snel zal vergeten. Maar voor een volgende reis sluit ik met genoegen weer aan in de lange rijen, wring ik me door grote toeristengroepen heen om een door selfie-makende medetoeristen verpestte glimp op te vangen van de grootste toeristische attracties en negeer ik met liefde een veel te hard pratende gids die de rust in een museum verstoort. Dan zijn de PCR-tests, lege hostels en de in hun lot berustende blikken van ondernemers namelijk ook weer verleden tijd.
Of, om in de woorden van de Georgische gids Beso te eindigen, is het fucking coronavieroes niet meer te zien.
Met medewerking van Danielle Kliwon.