Leven in een jeugdgevangenis, hoe is dat? En hoe is het om vervolgens van ‘binnen’ naar ‘buiten’ terug te keren? Redacteur taboes Rosa Hordijk sprak twee jongeren die in de jeugdgevangenis hebben gezeten.
We leven in een tijd waarin onze vrijheid sterk is ingeperkt. Door de coronamaatregelen zijn festivals, diners en clubs er niet meer bij. Maar wat als je vrijheid volledig is ingeperkt doordat je in een jeugdgevangenis zit? Volgens de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) verblijven er in Nederland zo’n vijfhonderd jongeren in de zeven Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI). Jongeren van 12 tot 21 jaar komen hier terecht wanneer zij worden verdacht van het plegen van een strafbaar feit of als de rechter hiervoor een straf oplegt. Hoe is het om de ‘gewone’ wereld te moeten achterlaten voor een afgesloten leven in een JJI? En hoe is het om weer een stukje vrijheid terug te krijgen?
Inbraken en straatroven
Isabel Wakka (27) en Leroy Verbaas* (19) maken al op jonge leeftijd kennis met het leven achter gesloten deuren. Verbaas is zeventien jaar oud wanneer hij een half jaar detentie en 140 uur taakstraf opgelegd krijgt. “Ik zat vast voor een paar delicten: inbraken en straatroven.” Uiteindelijk komt hij na tweeënhalve maand onvoorwaardelijke straf vrij uit JJI Lelystad.
Wakka’s detentieverleden ligt gecompliceerder. Als ze dertien jaar oud is, verblijft ze zeven maanden in jeugdgevangenis De Hartelborgt zonder een strafbaar feit te hebben gepleegd. Hoe kan dat? Wakka: “Ik had al vrij jong last van gedragsproblemen en dat uitte zich later ook in persoonlijkheidsproblematiek.” Automutilatie en alcohol- en drugsexperimenten zijn de gevolgen. Ze wordt opgenomen in een jeugd-GGZ-instelling in Den Haag. Hoewel de opname bedoeld is om haar problemen te onderzoeken, verslechtert de situatie. “Mijn problematiek was eigenlijk zo extreem opgelopen dat ze me daar al niet meer konden helpen.”
Na een escalatie op de afdeling loopt Wakka weg. Op straat pikt de politie haar op. De rechter spreekt een ondertoezichtstelling uit waarbij de voogdij overgaat van de ouders op een voogd. “De Hartelborgt was meer een overbrugging tot ik op de juiste plaats terechtkwam, de wachtlijsten voor geschikte behandelingsplekken waren lang.” Verhalen als die van Wakka zul je nu niet meer tegenkomen. Dankzij de toenmalige minister van Jeugd en Gezin mogen jongeren met gedragsproblematiek sinds 2010 namelijk niet meer samen met strafrechtelijk veroordeelde jongeren in een jeugdgevangenis worden geplaatst.
‘Het leven gaat gewoon door, maar jij staat stil’
Hoewel Wakka en Verbaas door een verschillende aanleiding in een JJI terecht zijn gekomen, ervaren beiden vooral de schaduwzijde van het afgezonderde leven. “Je voelt je vaak alleen, dan mis je je moeder, je mist thuis,” zegt Verbaas. Wakka sluit zich hierbij aan: “Het leven gaat gewoon door, maar jij staat stil. Ik miste het normaal naar school gaan, het gewoon kind kunnen zijn.” In tegenstelling tot de andere jongeren pleegde Wakka geen strafbaar feit. Daarnaast was ze destijds het enige meisje in De Hartelborgt. “Er zijn regels en die gelden voor iedereen, dat is voor mij heel moeilijk geweest.” Wanneer er iets kwijt is op de afdeling, gaan de verplichte inspecties ook voor haar op en moet ze worden gefouilleerd. “Ik wilde daar niet aan meewerken en dan is het protocol dat je wordt gevisiteerd, dus helemaal uitgekleed en nagekeken.”
Toch had de jeugdgevangenis ook voordelen volgens Wakka en Verbaas. Verbaas: “In de gevangenis begin je wel te denken: was dit het allemaal waard? Uiteindelijk maak je zelf de keuze om een delict te plegen en ben jij dus ook degene die er de dupe van is.” Voor Wakka bood het vaste dagritme structuur in haar leven, wat haar een gevoel van veiligheid gaf.
Buiten met je vuilniszakje
De meest recente cijfers van de DJI uit 2019 laten zien dat 83% van de jongeren uiteindelijk korter dan drie maanden in de jeugdgevangenis verblijft. Voor Verbaas gaat dit gemiddelde op, maar de overgang van binnen naar buiten verloopt voor hem niet zonder slag of stoot. “Ik wist niet wat mij te wachten stond toen ik weer vrij kwam.” Gelukkig heeft hij buddycoach Appie (28), werkzaam voor preventie- en nazorgorganisatie WazZap. Appie helpt hem aan onder andere een baan en een woning. “Appie is mijn begeleider, maar ik zie hem tegelijkertijd ook als broeder, iemand op wie ik kan vertrouwen.”
Tobias Ponsioen (33) is coördinator van het mentorprogramma bij Young in Prison, een stichting die jongeren in en na hun detentietijd bijstaat middels creatieve en sportieve uitingen. Hij ziet de onwetendheid die Verbaas ervaarde vaak terug. “Omdat er in de gevangenis weinig prikkels zijn en er dagelijks weinig gebeurt, voelt de buitenwereld heel druk aan voor de jongeren. Ze krijgen allemaal dezelfde shock van het hoge tempo van buiten.”
‘Zelf kunnen lopen waar en wanneer je wil, dat is het belangrijkste verschil’
Voor Wakka voelt met name het wegvallen van de structuur en veiligheid benauwend. “Mijn grootste angst was dat ik het helemaal nog niet aankon om op eigen voeten te staan.” Ze gaat verder: “Ik stond ineens buiten met mijn vuilniszakje, die sluisdeuren gingen open en het eerste dat je dan denkt is: ik ga rennen.” Die bewegingsvrijheid vormt voor Verbaas de meest positieve verandering na zijn vrijlating. “Zelf kunnen lopen waar en wanneer je wil, dat is het belangrijkste verschil.”
Wakka komt na zeven maanden weliswaar vrij uit De Hartelborgt, ze verblijft daarna nog vijf jaar in andere jeugdinstellingen. Allereerst in Amsterdam: “Die instelling was wel gericht op mijn problematiek en ik was blij dat ik na zeven maanden goed terechtkwam.”
Een vrouw, huis en kinderen
En dan de toekomst. Ponsioen pleit voor meer autonomie in de Nederlandse jeugdgevangenissen. Hij haalt de zelfdeterminatietheorie aan: “Die theorie stelt dat autonomie, verbeelding en verbinding voelen een mens aanzet tot leren, maar ook tot groeien.” Leren en groeien deden beide jongeren. Verbaas: “Ik ben gaan inzien dat het ook anders kan; eerlijk werken, niet meer op straat hangen.” Ondanks dat De Hartelborgt niet de meest geschikte plek was voor Wakka, ziet ze in dat ze er niet voor niets terechtkwam. “Ik had de spanning thuis te hoog laten oplopen. Sindsdien heb ik erg mijn best gedaan om dat te leren voorkomen.”
Nu heeft Wakka een eigen woning in Leidschendam. Het is haar droom om in de toekomst iets met haar ervaring te doen. Verbaas is op dit moment werkzaam als magazijnbeheerder en wil in september terug naar school. Over zijn dromen voor de toekomst zegt hij: “Ik wil alles op een rijtje hebben en geen delicten meer plegen, aan mezelf en aan de toekomst werken.” In dat rijtje staan voor hem een huis, een vrouw, kinderen en het financieel goed hebben.
*De naam Leroy Verbaas is gefingeerd.
Met medewerking van Pleun Brink.