Columnist Cees van den Boom had na het plaatsen van een ambigue foto op Instagram iets uit te leggen aan de familie. Tantes en nichtjes appten om hem te feliciteren met zijn coming out. ‘Ik ben geen homo!’, wilde hij schreeuwen. Gevolgd door: ‘Niet dat daar iets mis mee is.’
Afgelopen jaar vierde ik kerst op Bali, samen met mijn vriend. Ik zou moeten zeggen ‘een vriend’, want hij is niet mijn partner, maar dat zou geen recht doen aan onze vriendschap. We zijn namelijk beste vrienden, al sinds de brugklas. Op Bali voelde ik me geenszins thuis – de menukaarten stonden bol van de spelfouten en elk restaurant serveerde alles, wat ik niet begreep – en toch was het een prachtige reis, want ik was samen met mijn vriend.
De dag na oud en nieuw lagen we uitgeblust op een verlaten strand. Voor ons in het water stond een hartvormig, houten bouwsel. ‘Zullen we daar een foto maken?’ Zo geschiedde, en ik plaatste het aandoenlijke portret op Instagram met als ondertitel: If you love something, never let it go. Dat meende ik ook, al was er sprake van enige spot. Wij lieten elkaar niet los – afgezien dan van die ene keer dat ik hem dronken had laten vallen bij een stoplicht – en dat was liefde, wat mij betreft voor altijd.
Die avond na het douchen werd ik verrast door app-berichten van tantes en nichtjes. ‘Je ziet er zo gelukkig uit’ en ‘we zijn blij voor jullie’ klonken de vage felicitaties met wat werd gezien als mijn coming out. Het woord ‘homo’ werd echter niet genoemd, en dus reageerde ik onwetend dat ik inderdaad erg gelukkig was, wat immers ook zo was. Maar even later drong de werkelijke boodschap tot me door. Ik was beledigd. ‘Ik ben geen homo!’, wilde ik schreeuwen.
De homovrienden van mijn ouders hoefden er niet lang over na te denken: niet een van ons
Het deed me denken aan een aflevering van Seinfeld, waarin Jerry en George door een journalist worden aangezien voor een stel. Geërgerd en in paniek schreeuwen ze: I’m not gay! Not that there’s anything wrong with that. En natuurlijk is er niks mis mee, maar als je niet gay bent wil je niet dat daaraan wordt getwijfeld. Je wilt dat de mensen om wie je geeft je kennen. Als ik nu aan mijn ouders zou vertellen dat ik eigenlijk de consultancy in wil, en mijn vader zegt: ‘Dat wisten we allang, jongen,’ dan zou ik ook beledigd zijn.
Er wordt wel vaker getwijfeld aan mijn geaardheid, weet ik. Als je nooit een vriendinnetje hebt meegenomen naar het kerstdiner, dan wordt daar op den duur wel over gespeculeerd. ‘Zou –ie dan misschien toch niet gewoon… Nee, toch? Maar hij is zo welgemanierd.’ Als kind was ik dat al. Blijkbaar houden de homo’s er betere manieren op na dan de rest. Het was reden genoeg voor mijn ouders om destijds hun homovrienden om hulp te vragen. Die hoefden er niet lang over na te denken: niet een van ons. ‘En toch… Het zal mij in ieder geval niet verbazen. Leuk juist, een nicht in de familie.’
Ik liet mijn vriend de berichten lezen. Hij moest lachen, vooral om mijn paniek. Ik besloot om er die avond niet meer op te reageren. Dan waren we maar even homo. Ik keek naar mijn vriend die in zijn onderbroek op ons bed lag. Zijn broer is een bekend model in New York, en daar doet hij zeker niet voor onder. Ik zuchtte zachtjes. Waren we maar homo, dacht ik even. Het was zoveel makkelijker geweest.